CoronacrisisTweede golf
Zijn scholen schuldig aan de stijgende cijfers? ‘Dat kinderen elkaar niet kunnen aansteken, klopt niet’
Zijn scholen hotspots waar het coronavirus duchtig wordt doorgegeven? Of raken jongeren vooral besmet buiten de scholen? Ook de wetenschap heeft er geen duidelijk antwoord op.
Eerst en vooral de cijfers: om de twee weken geven de CLB’s een stand van zaken van het aantal besmettingen en quarantaines in Vlaamse scholen. De recentste cijfers slaan op de twee laatste weken van september. Toen testten 1.620 leerlingen en 286 leerkrachten positief op het coronavirus. Dat is respectievelijk 0,14 procent en 0,17 procent van het totale aantal leerlingen en leerkrachten.
Ondertussen zijn we wel bijna twee weken verder en is het dus wachten op een update, maar Vlaams onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) is er alvast zeker van de scholen niet het probleem zijn. Volgens hem is het zelfs veiliger om de scholen volledig open te houden, dan naar een systeem van week om week les te gaan. Kwestie van jongeren zo veel mogelijk binnen een ‘gecontroleerde omgeving’ te houden.
Het is een argument dat alvast Joris Meys, biostatisticus aan de UGent doet steigeren. ‘Er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat het veiliger zou zijn om leerlingen op school te houden. Wie dat zegt, is nog nooit gaan kijken op een speelplaats van een doorsnee middelbare school,’ zegt hij. ‘Het is niet dat de leerlingen daar afstand houden of maskers dragen. En dat doen ze ook niet als ze over de middag buiten school gaan eten. Dat argument is dus op niets gebaseerd.’
Eigenlijk draait de hele discussie volgens hem om de vraag: in hoeverre zijn kinderen besmettelijk en dragen ze het virus op elkaar en op hun ouders of leerkrachten over. Meys: ‘De voorstanders van scholen openhouden komen vaak af met het argument dat kinderen onder de 12 niet besmettelijk zijn. Dat is gewoon niet waar. Je ziet dat uit Nederlands onderzoek, maar ook uit onderzoeken in Aziatische landen. Kinderen hebben gemiddeld genomen een lagere virale ‘lading’, waardoor ze het virus gemiddeld minder overdragen. Dat klopt. Maar uit die onderzoeken blijkt dat er wel een grote spreiding op zit. Je hebt dus kinderen die niemand aansteken als ze positief zijn, en je hebt er die dat wel degelijk wél doen.’
En dan spreken we nog alleen maar over jongere kinderen. De middelbare scholieren, zeker vanaf de tweede graad, kunnen even besmettelijk zijn als volwassenen. ‘Dat kinderen elkaar niet kunnen aansteken, klopt dus niet,’ zegt Meys. ‘En dat aansteken kan ook op school gebeuren. Dat bleek ook uit de analyse die Sciensano vlak voor de zomervakantie maakte van de heropening van de scholen vanaf mei. Daaruit bleek dat er 270 besmettingen gedetecteerd waren bij schoolgaande kinderen. 28 keer werd een secundair geval vastgesteld, met andere woorden: een kind dat een ander kind bleek besmet te hebben.’
In quarantaine
De vraag is hier wel of dat besmetten van het andere kind op school zelf is gebeurd. Volgens Stefan Grielens, algemeen directeur van de vrije CLB’s, is dat zelden het geval. Als een leerling positief test, dan gaat het CLB-team kijken met welke medeleerlingen de besmette leerling hoogrisicocontacten had. Die leerlingen worden dan in quarantaine geplaatst en moeten zich ook laten testen. Als een in quarantaine geplaatste leerling ook positief blijkt, dan doet de CLB-arts een inhoudelijke analyse om te achterhalen waar de besmetting plaatsvond. ‘Wat merken we? Dat er maar heel weinig leerlingen die in quarantaine geplaatst zijn daadwerkelijk positief blijken,’ zegt Grielens. ‘En diegene die wél positief blijken te zijn, blijken in de meeste gevallen nog andere linken te hebben met de oorspronkelijk besmette leerling. Heel vaak zitten ze in dezelfde sportclub, gingen ze samen op café of blijken ook hun gezinnen elkaar ontmoet te hebben.’
Maar biostatisticus Meys is niet helemaal overtuigd. Het klopt dat kinderen, hoe jonger hoe beter, minder risico hebben op besmetting en op besmettelijk zijn. Maar het risico bestaat wel nog altijd. En vraag is ook hoe goed het CLB in staat is om zo’n inhoudelijke analyses uit te voeren. Want het gaat vaak om complexe dossiers. Meys: ‘De waarheid is dat we nog veel niet weten. En dan zou ik toch willen pleiten om het voorzichtigheidsprincipe te hanteren. Ik huiver als ik mensen die per se scholen willen openhouden hoor zeggen dat het allemaal geen probleem is. Er zijn voldoende aanwijzingen dat ook op scholen risico op verspreiding reëel is. Langs de andere kant kan je op dit moment niet zomaar beweren dat scholen de motor zijn van de epidemie. Hoe de vork juist in de steel zit, zullen we pas weten als alle cijfers grondig zijn geanalyseerd. En dat kan nog jaren duren.’
Toch ziet ook Meys de nadelen van code oranje en leerlingen half om half les te geven. Dat maakt het voor zowel leerkrachten als leerlingen alleen maar zwaarder. ‘Er zijn wellicht nog bijsturingen mogelijk, zoals niet alle klassen tegelijkertijd op de speelplaats laten bijvoorbeeld. En vooral het strikter toepassen van de gouden regels: afstand houden, verluchten, ontsmetten, mondmaskers dragen. Doen we dat niet, dan worden scholen evengoed een bron van verspreiding, en gaan we niet anders kunnen dan naar code oranje te schakelen. En met de huidige trends in de cijfers zou dat weleens sneller kunnen zijn dan we hopen.’
(DM)