Zonnige groeten uit België (1): kaartjes van de kust
Onlangs meldden de kranten dat het binnenlandtoerisme zich heeft hersteld na de aanslagen van 2016. We reizen opnieuw meer door ons land en ook buitenlanders vonden de weg naar België terug. Tienduizenden vakantiegangers zullen een ansichtkaart van ons pittoreske land kopen. Wat me op de vraag bracht: welk beeld geven die kaarten van ons land? ‘Een artikel over postkaarten? Dat zal één zin lang zijn. De mensen kopen geen postkaarten meer. Punt!’
Lees ook deel 2: ansichtkaarten van de Ardennen »
'Onze buitenlandse klanten schrikken: 5 kaartjes kosten 2 euro, de postzegels om ze te versturen kosten 6,75 euro'
Ik vertrek op cartografisch onderzoek naar onze kust en de Ardennen. Aan de Noordzee zal ik van oost naar west reizen. Ik begin in Knokke, de mondaine badmuts onder de badsteden. De eerste krantenwinkel op de Lippens-laan heeft wel duizend verschillende wenskaarten, maar geen enkele postkaart. Die zijn er wel in de winkel met kantoorartikelen, en het zijn vooral rustieke zichtkaarten. Eén kaart toont een meeuw op een meerpaal. De foto is zo scherp dat je het verweerde paalhout én het schijt van die vogel ziet. Neorealisme, ik kan er niet genoeg van krijgen.
Ik tref ook een kaart van Knokke met een garnaalvisser te paard. De garnaalvanger is Unesco-werelderfgoed en hoort onlosmakelijk bij Oostduinkerke. Een kwetsend voorbeeld van culturele toeëigening! Alsof Beringen-Mijn postkaarten zou verkopen met het Atomium erop.
Er zijn ook duurdere kaarten van 1,5 euro, met romantische beelden. Wuivend helmgras, een aangespoelde fles met een opgerolde boodschap in, en twee glazen rode wijn die tegen mekaar leunen op het strand. Eén duintop heeft zelfs een open boek met de bladzijden waaierend in de wind. Het is de gekunstelde romantiek van posters en kalenders, er zal wel een publiek voor zijn.
undefined
In die kantoorartikelenwinkel betaal ik 3,6 euro voor drie zichtkaarten. 1,2 euro per stuk, dat is veel! Het is de hoogste prijs aan de kust. De doorsneeprijs is 50 cent.
Ook de Standaard Boekhandel heeft kaarten, en wat nu al opvalt: de pure ansichtkaart met één foto vormt een minderheid. Alom aanwezig is de collage waarbij de zichten van vissersboten, dijkwandelaars en zonnekloppers kleintjes gegroepeerd staan rond één vakantiebeeld: een paar slippers, een open mossel, een hoorn ijsroom of dikrode zoenende lippen.
Enkele kaarten hebben een hoek af. Eén kant is uitgesneden als een hart, een pint bier of een schelp. Ook is er een zon die een gat ‘brandt’ in het kaartje. Pimpen en customizen, het maakt ook hier zijn entree.
Ik vind ook licht ouderwetse kaarten waarop de 20 badplaatsen van onze kust op één landkaartje zijn geperst met voor elke plek één kenschetsend plaatje. In de twintigste eeuw kruiste je dan met balpen aan waar je verbleef. Er is ook een kaart met een minigolf. Daar ben ik blij om. Dat hoort bij de kust, dat landerige tijdverdrijf met stokken en ballen en een half potlood aan een touwtje.
Blootkaarten
Voor de deelgemeente Heist-aan-Zee is slechts één kaart voorradig. Geen zee is er te zien, wel wat loos vissersvolk in volksdanskostuum. Dat wordt meteen de enige folklorekaart van de hele kust. Typisch voor Knokke-Heist, de enige gemeente waar ze zich in golfkarren voortbewegen.
In Knokke tref ik ook de ‘blootkaarten’. Onder de verkopers staan ze bekend als ‘humorkaarten’, omdat de onderschriften altijd dubbelzinnig zijn. Een gebruinde kont met strakke string heet dan: ‘Onovertroffen zeezicht’. Een topless schoonheid in de branding meldt: ‘Ik ben dol op grote vissen.’ En een blote bips met postzegels erop vraagt: ‘Mijn verzameling al gezien?!’
Humor van het vat. En zo gaat het verder met een gepelde banaan tussen de borsten (‘Passievrucht!’) of met een ‘vakantiekalender’ waarop de 31 vakantiedagen 31 standjes zijn. Vakantie is gelijk aan seks, suggereren die ansichten en soms ontbreken de dubbelzinnigheden en zijn er alleen zon- en zandbestoven borsten te zien. Of vier topless meiden in een golfslag. Of een collage van 23 halfblote babes met het opschrift ‘De Belgische Kust’, waarbij ons patrimonium ineens de belofte inhoudt van een lang (67 km!) uitgevallen Temptation Island.
De groezeligste kaart zit in het rek bij een papierhandel in Knokke: een topless baadster onder een parasol die door 30 jaar onverkocht te zijn gebleven tot een grijze mummie is uitgeslagen.
Mannen zijn manifest afwezig op blootkaarten. De man is tout court afwezig op de kustkaarten, tenzij hij visser, redder of garnaalvanger is. Slechts op één kaart zie je drie blote mannenkonten (‘Ici on s’éclate... à fond’). Dat Frans is geen toeval. Volgens een uitbater zijn die blootkaarten populair aan de Franse kust, en heeft de uitgever ze gewoon overgeheveld naar hier, met heel vaak een abominabele Nederlandse vertaling. Op de vraag of die pikante kaarten nog populair zijn, wordt weifelend geantwoord. ‘Tien jaar geleden nog wel, nu veel minder.’
Het is weekdag in Knokke en ik kom in straten met onbezette parkeerplaatsen en gesloten rolluiken. Een leegte die nog benadrukt wordt door enkele klaaglijke meeuwen boven de daken. Op de drukke Lippenslaan staat een vrouw op het balkon van haar vakantieappartement, ze leunt met twee handen op de balustrade. Haar uitzicht is verkeer en uitlaatgassen, ook dat is de kust.
Topmeeuw
undefined
In Blankenberge zijn de straten voller. Met meer sandalen, meer teenslippers, en meer rollators dan in Knokke. De straten zijn ook smaller en het mag hier bij de dijk naar braadworst ruiken.
Dezelfde ansichtkaarten van Knokke komen terug. De lay-out is identiek, alleen de uitzichten en de naam van de badplaats zijn aangepast. De uitgeverij die met deze sjablonen werkt, heet Couleur Locale en op haar manier zorgt ze voor de eenheidsworst onder de kustkaarten.
Op één van hun kaarten heeft een meeuw een coole duikbril op. En dit kan ik nu al zeggen: de meeuw is de populairste vogel van de postkaart. Hij zeilt door het zwerk, mijmert op meerpalen, of zoekt een maaltje in laag water. De meeuw ís de kust. Hij heeft dat grijzige van de golven, dat wit van de schuimkoppen, dat geel van de oliejekkers en die klagende schreeuw die aan verroeste boten en kriepend ijzer doet denken. Allicht symboliseren die zwevers ook iets van vrijheid, maar voor de gemeentediensten aan de kust symboliseren ze overlast: ze pikken vuilniszakken stuk op zoek naar etensresten en ‘ze vallen etende toeristen aan.’ In dit Blankenberge wilde het stadsbestuur de meeuwen zelfs de pil geven om hun overpopulatie terug te dringen. Nieuws dat tot ver in het buitenland werd opgepikt, tot bleek dat er voor die vogels ‘geen vergund medicijn’ bestond.
Ik zie dagbladhandelaars onrustig worden omdat ik zo lang bij de kaarten vertoef. Allicht zien ze in mij een potentiële winkeldief die op een ogenblik van onachtzaamheid wacht om vanachter de postkaarten naar de duurdere waren te graaien. Het is natuurlijk ook ongewoon om die rekken zo minutieus te bestuderen en na een halfuur slechts twee exemplaren af te rekenen.
Op alle prentkaarten is het uiteraard mooi weer. Toch heeft Blankenberge ook een ‘Blankenberge in the rain’, een grijze kaart met dikke druppels, voor als ons microklimaat toch zou omslaan. Een ander kaartje zet vrolijk in op een escalerende klimaatopwarming: twee geraamtes met tropenhelm zitten in een strandstoel: ‘Heter kan echt niet.’
undefined
'Een deerne met open blouse roept in luidruchtig lettertype: 'Stop met werken. Kom genieten!''
Britse borsten
undefined
De Blankenbergse Dagbladhandel Anja heeft een paar oudere kaarten in de molen. Zoals die van een jonge moeder die in een jaren 80-telefooncel staat te bellen: ‘Hallo! Goed aangekomen!’ Dat je ’s avonds bij alle telefooncellen aan de kust lange rijen zag, was klassiek in die jaren 80. ’s Avonds bellen was immers goedkoper en dus moest je geduld oefenen en je beurt afwachten. Gsm of smartphone stond nog in niemands woordenschat.
Boven Bazar Rosalie hangt een ouwig uithangbord: Rookartikelen, Souvenirs, Sigaren, Alcohol, Diversen en Telefoonkaarten. De telekaarten heeft ze niet meer, maar tot de Diversen moeten zeker de Engelse ‘humorkaarten’ gerekend worden. Het zijn gave originele postkaarten uit de jaren 60, onlangs teruggevonden op zolder: ‘Mijn vader verkocht ze.’ Op die kaarten gaan blozende vaders een achteloos weggeworpen bikini terugbrengen naar de eigenares en verdwijnt een jong stel ijlings in de duinen na een dansje bij de jukebox. Saucy seaside humour heet het in Groot-Brittannië: met steevast schriele mannen die onder de plak van hun matrone zitten en die overal rondborstige blondines begluren. De uitgeverij Bamforth die zich in deze comic postcards specialiseerde, bestaat al meer dan honderd jaar en ontwierp meer dan 50.000 verschillende kaarten. Er zijn verzamelaars die alle Britse kustplaatsen aflopen om oude Bamforths te vinden.
De uitbaatster zegt dat ze binnen twee jaar stopt met de winkel. Ze bestelt geen nieuwe postkaarten meer, ze verkoopt alleen nog de resterende voorraad. Idem voor de souvenirs, een zo mogelijk nog kwijnender artikel: ‘Geen fabrikant die nog sneeuwbollen van Blankenberge maakt.’ Ook als je andere souvenirs bestelt ‘moet het bijna een veelvoud van duizend zijn. Maar dat krijg je nooit verkocht.’ Ze zegt dat er te veel maanden zijn dat de kosten groter zijn dan de inkomsten, vooral de winters doen zeer. ‘Ik probeer maar wat door te sukkelen, meneer.’ Het verdriet is er. De winkel is al meer dan honderd jaar in de familie.
Geblindeerde tram
undefined
Vandaag wordt het 26 graden en op deze weekdag staat het perron van Antwerpen-Centraal vol reikhalzende gepensioneerden, die mogen vanaf 9 uur goedkoop reizen. Als de treindeuren opengaan, wordt er danig gewrongen. Mijn twee buurvrouwen in de coupé werden opzijgeduwd en zijn verontwaardigd: ‘Dat zijn van die voorkruipers die dan zelf zullen kwaadspreken over de jeugd!’ Maar zij hebben ook ellebogen want in Berchem gaan ze met hun krantje zo breed zitten dat ze vier plaatsen innemen. In Gent maken ze dan toch plaats, er is compassie met een mevrouw en haar hijgende schoothond. ‘Flink zijn,’ zegt zij tegen het dier, en dat haar beestje stress heeft. De zee geeft en de zee neemt, en daar zijn huisdieren bij die liever in hun mand waren gebleven.
De kusttram naar De Haan bezorgt me een nare reis. Langs beide kanten zijn nagenoeg alle vensters bedekt met schreeuwerige reclame. Je kijkt door een gaas, de duinen zitten in een sombere schemer van pixels. Ik zal nog veel van die bedekte kusttrams zien en als hier vorig jaar een recordaantal van 16,5 miljoen passagiers vervoerd is, dan zat een groot deel van hen met zijn kop tegen die reclameschutting. Het is De Lijn, het is openbaar vervoer, maar het uitzicht is in privéhanden.
Wenduine heeft nog een talud waarop op ouderwetse wijze de letters van de badplaats zijn gevormd in gele en paarse viooltjes. Het woord plantsoen bestaat nog aan de kust. Een plantsoen torst meerpalen, boeien en ankers.
De Haan is chic en residentieel. Met minder dagjesvolk tussen de villa’s. Op de dijk zie ik een speelgoedwinkel met ballen, schopjes en schepnetten. De tollende draai van de windmolentjes houdt nog altijd een blije belofte in, zoveel jaren na mijn kindertijd. De uitbater begint meteen over de dure posttarieven: ‘Hier komen veel Duitse toeristen kaartjes kopen. Vijf kaartjes met een zegel vragen ze, en dan schrikken ze van de prijs, 2 euro voor de kaartjes en 6,75 euro voor de zegels. Sommigen stoppen de kaarten terug, anderen hebben me gezegd dat ze de kaarten in Duitsland op de bus doen, met Duitse zegels. Ja, de Duitsers zijn soms ook Hollanders.’ Zijn aanbod is romantischer dan doorsnee: voor zijn Duitse Wandervögel heeft hij ruiters bij zonsondergang en zelfs een kaartje van een besneeuwd De Haan.
Bazar Sint Rita
De zonsondergang is nog altijd een absoluut cliché op de kustkaart. Met veel tegenlicht en met silhouetten van vuurtorens, vissersboten of een schuin bootzeil. Een zonsondergang verschilt wezenlijk van een postkaart in volle zon. Op foto’s van overdag lopen hopen vakantiegangers, bij een zonsondergang is er niemand te zien, hoogstens één koppel langs de vloedlijn. Een zonsondergang is wat ineens voorbij is. De gekreukte beker op het plots verlaten festivalterrein.
In Bazar Sint Rita is het pad naar de kassa dichtgeslibd met speelgoed en aangebroken karton van papierwaren. Hier vind je retro De Haan-kaarten met affiches uit de belle époque, maar evengoed slapende postkaarten van de jonge leden van Clouseau, de jonge Raymond en de Spice Girls. Ook andere zichtkaarten dateren nog van de jaren 80, zoals die kaart van een zwarte poedel die op een kusttram zit te wachten.
Dat is ook een constante: onze vrienden de huisdieren zijn alomtegenwoordig op prentkaarten. Vooral puppy’s en poesjes behoren tot de fauna van de kust. Ze omkaderen de klassieke zeegezichten of vervullen met wat photoshoppen een menselijke rol: een katje duwt de deur van een strandcabine open, een hondje ligt te luieren in een strandstoel.
Honden met een hoed op zag ik niet, maar wel een varken met een pint en een strohoed op (in Koksijde). De enige populaire zeedieren op postkaarten zijn dolfijnen en zeehonden. De dolfijnen steken hun vrolijke snuit tussen een zicht van Nieuwpoort, de snoezige jonge zeehond ligt op zijn zij in het zand en lijkt daardoor te wuiven met één poot. Groetjes uit Blankenberge!
undefined
'Moet er nog strand zijn?'
Witte sokken
undefined
Ik wil wel schamperen op die kaarten, maar eigenlijk koester ik er sympathie voor. Een postkaart is een tijdreis. Ze laat zien in welke auto’s we vroeger reden en in welke badpakken we baadden. Boeken met lokale geschiedenis bevatten altijd prentkaarten. Zoals amateurfoto’s vertellen ze hoe het vroeger was, maar een prentkaart is officiëler dan een amateurfoto.
Ik moet ook denken aan pop- en rocklyrics waarin een postcard voorkomt en ook aan de hoes van Springsteens ‘Greetings from Asbury Park’. Door die uitvergrote postkaart die Springsteen zelf had gekocht, heeft dat badstadje in New Jersey een wereldwijd karakter gekregen. Dat is veelzeggend. Dat ook een cliché een fantastisch eigen leven kan gaan leiden.
Oostende is de Koningin der Badsteden, maar de krantenwinkel in het monumentale spoorwegstation heeft géén zichtkaarten. Ik moet verderop naar Ron’s Shop. Die heeft tabak, sterkedrank, souvenirs en drie kaartenmolens met een ruim aanbod van lokale bezienswaardigheden. De molens staan op het voetpad en ze zijn afgebladderd en hebben roest opgelopen. Meerdere kaartjes zijn ook stoffig en afgebleekt en staan zo bol dat ze met gemak rond een wijnfles passen. Eén kaart toont de Sealink-ferry Oostende-Dover. Sealink is al in 1984 opgeheven.
De verkoper zegt dat stof, ouderdom en ezelsoren niet erg zijn, ‘verzamelaars kopen dat toch.’ Het zijn bijna allemaal kaarten van AVM. Die Oostendse uitgeverij van André Van Mieghem had vroeger postkaarten van heel België. Maar ook AVM bestaat niet meer.
AVM had als enige de files naar de kust op een kaart staan, een kaart die meer dan twintig jaar oud is en nog altijd te koop. Ron wijst een prentkaart aan van een peuter op het strand: ‘Dat is het zoontje van André, hij is intussen 50 jaar. Die kaart werd altijd maar herdrukt.’ De kust mag de meest vergrijsde regio van Vlaanderen zijn, op een postkaart blijf je altijd jong.
Dicht bij de Oostendse dijk is nog een shop, met tussen de Noordzeezichten ook prentkaarten van de Anapurna en de Mount Everest. De man achter de toog knikt met een diepe glimlach, ‘I am from that area.’ Hij was vroeger berggids in de Himalaya. Van het dak van de wereld is hij dus naar hier afgezakt, naar 14 meter boven de zeespiegel.
In de volgende dijkwinkel kan ik onmogelijk naast twee gedateerde kaarten kijken. Eentje met twee behaarde mannenvoeten in het zeewater, een ander met een zitbank vol gepensioneerden, een oerbeeld van onze kust. De mannen dragen een korte broek en witte sokken in de sandalen, de vrouwen hebben hun permanent gekeerd naar de ondergaande zon. Van beide kaarten resten slechts twee exemplaren, de kreuken en scheuren moet je erbij nemen.
Die ‘restkaarten’ fascineren me. Al jaren trotseren ze de grillige seizoenen van het Noordzeetrottoir en niemand ontfermt zich erover. Het zijn de weeskinderen van de molen.
Jumbomossel
undefined
Zo’n Noordzeedijk is een universum op zich. Met zijn terrassen, zijn ronde buitentafels, zijn bruine menukaarten met plastic bladzijden en zijn geschraagde borden met in het krijt: Diverse Pannenkoeken, Huisgemaakte Garnaalkroketten en Kindergerechten van het Huis. Voor die kinderen is er soms een binnenspeelruimte waarvoor sommige uitbaters het afschuwelijke ‘Kids Corner’ hebben bedacht. Dat is de vergeetput voor kleuters als zij even niet kunnen genieten van quality- time met hun ouders.
Nu we het toch over eten hebben: er bestaan nauwelijks culinaire postkaarten. Tenzij dan die ene kaart met een geopende jumbomossel waarvan het lillende vlees overgaat in een strandtafereel. Het opschrift is grotesk: ‘Proef de mossel van Oostende... Om mateloos van te genieten.’ Zoiets kan alleen een weekdier verzinnen.
De laatste dijkwinkel in Oostende heeft pech. In één houder met zonsondergangen heeft een duif op de bovenrand van al die kaarten gescheten. De daaropvolgende krantenwinkel heeft nog amper kaarten in het rek. Uitgeverij Couleur Locale is al twee maanden te laat met leveren. Ook elders hoor ik die klacht. De uitgeverij zou nu in Franse handen zijn en de Belgische markt wat verwaarlozen.
De kusttram brengt me naar Nieuwpoort-Bad, oord van mijn kindervakanties. Ik herken de ruwere klinkers op de dijk, hier liep ik verloren tot vreemden me terugbrachten bij m’n ongeruste ouders. Hier heb ik ook eindeloos vliegers in de lucht getrokken, maar het grootste plezier was toch de gocart. Die ijzerstangen op wielen, het ronkende zoemen van de rubberbanden, de hand losjes op de handrem, klaar om er een ruk aan te geven.
De dijkwinkel heeft nog de rode en blauwe schopjes van het merk Idéal en postkaarten van Thill. Die Brusselse uitgeverij is een veel ouder postkaartenmerk met een klassiek aanbod, waaronder flink wat vissersboten op zee. De romantiek van dat vissersbestaan is intussen gekrompen tot postkaartformaat. België telt nog 68 boten en zo’n 400 vissers. In 1990 waren dat nog meer dan 200 boten.
Appartementen
undefined
Als ik de drie kaarten afreken, zegt de man dat het 100 euro is. Zalig de kleine zelfstandige die zich nog zulke dwaze grappen veroorlooft, ik kom al genoeg saaie pieten tegen. Hij en z’n vrouw vertellen over de zeeklassen: ‘De beste klanten voor de postkaarten, want die kinderen hebben ouders en grootouders die nog blij zijn met zo’n kaartje.’ Maar ook zij verhelen het niet: de verkoop is veel minder dan vroeger.
Aan bpost heb ik cijfers gevraagd, maar ze hebben nog nooit onderzoek gedaan naar ansichtkaarten die uit België vertrekken. Van de middenstanders hoor ik alsmaar dat het bergaf gaat, en de grootste dooddoener is de smartphone: ‘mensen maken zelf een zichtje en sturen dat meteen op.’ Dat digitaal opsturen is al begonnen met de opkomst van e-mail, dus de verkoop gaat al sinds de jaren 90 naar beneden. Tweede boosdoener zijn de hoge posttarieven. Een binnenlandse zegel kost 0,87 euro. Voor de rest van Europa is dat 1,36 euro. ‘Dat is drie keer de prijs van een kaart.’
Wie nog wel kaarten koopt, zijn vijftigplussers, grootouders op vakantie met de kleinkinderen en verzamelaars. Sommige kopers willen zo’n kaart als souvenir ‘omdat ze zelf niet goed kunnen fotograferen.’ Er blijken ook amateurs te zijn ‘die de schone postkaarten naschilderen.’
Ik loop de dijk af tot waar het vakantiehuis De Zonnebloem was. Dat pension uit de jaren 60 is enkele jaren geleden afgebroken. In de plaats is een Atlantikwall van appartementen gekomen, ook de achterliggende duinen en weilanden zijn verdwenen onder het beton. Dat is het probleem van de zee. Er gaat rust vanuit en dat wekt de rusteloosheid bij bouwpromotoren. Ook elders aan de kust steekt het me tegen. Die overdosis steen, die canyons van hoogbouw. Ik begrijp het dat de zee zich soms terugtrekt.
Treiterkaarten
undefined
De volgende dag brengt me naar Oostduinkerke. Het speelgoedbazaartje bij de dijk heeft zo’n 120 zichtkaarten en 60 daarvan zijn gewijd aan de legendarische Oostduinkerkse garnaalvisser te paard: alleen of met collega’s, in volle zee of bij laagwater, met de middagzon of onder het avondrood. La mer à boire!
In Oostduinkerke is ook Bazar Unex. Die is in de jaren 60 begonnen als winkel waar álles te krijgen was: kranten, souvenirs, tabak, speelgoed, maar ook ‘schoenen, charcuterie, lingerie, zeep en schmink’. Nu is het een moderne krantenwinkel met enkele curiosa in de kaartenmolens. Daaronder een zwart-witkaart van de duinen, uit de jaren 50, en een glanzend goedbewaard jaren 60-kaartje van de Bazar Unex zelf. Voor de bazar staan een Opel Rekord, Ford Taunus, Simca en Peugeot geparkeerd. Hun bouwjaar ergens tussen de Expo en de landing op de maan.
Ik koop een kaart van een aap die een apensmoel trekt en zijn oksels krabt met als onderschrift: ‘Raad eens van wie dit kaartje komt?’ De denkwereld van kaartontwerpers vraagt om een doctoraat in de psychologie. Want het zijn ook zij die de ‘treiterkaarten’ ontwerpen. Die kaarten stuur je naar de werkvloer om de thuisblijvers te jennen. Het is een breed aanbod dat ik overal tegenkom. Van vrouwen die op hun luchtbed liggen te bellen (‘Hallo collega’s!’) of glunderend in het zwemwater springen (‘Say hello to the boss!’). Evengoed zijn er luieriken in ligstoelen (‘In gedachten verzonken aan de zwoegers’) en baby’s die hun tong uitsteken (‘Salut les bosseurs!’). Topper is een deerne met open blouse die in luidruchtig lettertype roept: ‘Stop met werken. Kom genieten!’ Ik kan me voorstellen dat zo’n kaart naar ministeries wordt gestuurd waar ze met kleefband op een ijzeren kast komt en waar dat kartonnen leedvermaak tot diep in de winter zal standhouden.
Boring!
undefined
In Koksijde wacht me het sarcasme van de uitbater van een dijkwinkel: ‘Een artikel over postkaarten?! Dat zal rap af zijn. Dat zal een artikel van één lijn zijn. Er worden geen postkaarten meer verkocht. Punt!’
Hij is tien jaar geleden al met de verkoop gestopt: ‘Vroeger was ik de grootste klant van de post in Koksijde, want die kaartenkopers kochten hun zegels liefst ook bij mij. Tot circa 2000 verkocht ik 60.000 kaarten per jaar, in 2008 waren het er nog 9000.’ En toen was het op. Onlangs kreeg hij bezoek van een nieuwe verdeler van postkaarten: ‘Ik zei: ‘Gij hebt de grootste stommiteit van uw leven gedaan. Gij gaat een dooie business beginnen. Alleen zeventigplussers schrijven nog!’’ En nog gauw een sneer naar al die andere speelgoedwinkels aan de kust, ‘die zijn overgenomen door de buitenlanders van de nachtwinkels.’ Een rancuneuze opmerking die me mismoedig maakt en het is een mismoedigheid die trager weggaat dan het zand in mijn sokken.
In Koksijde verkoopt men een kaart van het casino waarop vooral de inrit van de kelderparking te zien is. Een typisch voorbeeld van een boring postcard. De Britse fotograaf Martin Parr heeft er zo duizenden verzameld: allemaal plekken met zielloze nieuwbouw, lege parkings, doffe hotelkamers en suffe campings. De saaiste kaarten van heel Europa vond hij in Duitsland, ze zijn verzameld in het prachtige maar ook zeer lusteloze boek ‘Langweilige Postkarten’ (160 bladzijden!).
Iets opgewekter is de teneur in het bazaartje waar zwemvliezen, parasols en plonsbadjes te koop zijn, alsook het fototoestel van 1 euro dat water spuit als je afdrukt. De zaak beschikt ook over de meest knarsende kaartenmolen die ik tegenkwam, hij kreunt in al zijn ledematen. De kaarten zelf zijn in de uitverkoop, ze kosten nog tien cent: ‘De laatste jaren verkocht ik er bijna geen meer.’ De uitbaatster zegt het met de glimlach van dingen die nu eenmaal veranderen.
Als ansichtkaarten zouden verdwijnen, verandert er véél. Een ansichtkaart is geen e-mail die je naar tien bestemmelingen tegelijk kunt sturen. Ansichtkaarten zijn persoonlijk. Het zijn honderdduizenden individuele groeten via de brievenbus. Die kaarten leven soms nog verder aan een huiswand, blijven bewaard in schoendozen, om na een overlijden herontdekt te worden door kinderen en kleinkinderen. Zo’n kaart heeft een zeer lange halveringstijd van genegenheid.
Zelf schrijf ik al kaarten vanaf de ééndagsschoolreis in het tweede leerjaar. En nu nog schrijf ik ze wanneer ik wat langer op vakantie ga. Ik ben zelf het letterlijke kind van een postkaart. Mijn vader heeft het met m’n moeder aangemaakt via een prentkaart uit Zwitserland. Uit zijn hartelijke groeten zijn drie kinderen gekomen.
Vrouw met hondje
undefined
Op de kusttram naar De Panne zit een zeeklas. De blozende wangen zijn van alle tijden, recenter zijn de juffen in short en de kinderen die hesjes dragen met de website van de basisschool. Eén juf wijst naar het lijnschema, wijst de haltes aan die ze nog voorbij moeten en wijst naar de vrouw die een weggegooid colablikje opraapt: ‘Dat is zoals in het liedje dat we onlangs leerden. Weten jullie het nog? Wij Moeten Opruimen! Opruimen!’ O, dat eeuwige belerende! Sommige zeeklassen zouden eerder gebaat zijn met een zeerover.
In De Panne is een stroom toeristen op gang. De mug-ambulance moet zich een weg banen door de wemeling van fietsen en wandelaars. Een kind laat zijn schopje traag over de plavuizen slepen, dat schrapende metaal zou ik tussen honderden andere geluiden nog herkennen. Er staan rijen voor friet, softijs en waterijs in felle kleuren. Een stuk van het strand is ook hier ingenomen door lounges en beach bars, vaak een ander woord voor luie zetels op basis van pallettenhout. Er zijn de meisjes in bikini, de jongens in blote bast en als trendwatcher kan ik nu al aangeven dat de zomerhoed met zwart lint de grote mode wordt.
De eigenares van een krantenwinkel-met-speelgoed op de Esplanade ziet wél nog hoop voor de postkaartenverkoop: ‘Twintig jaar geleden verkocht ik er 20.000, nu nog 10.000. Dat is toch nog de moeite. Veel andere winkels hebben één molentje, maar dat is te mager. Het trekt de mensen aan als ze mijn drie molens en twee rekken zien: klanten kiezen graag. En je moet je molens tijdig verven, de wielen smeren, de bestofte en gekrulde kaarten weghalen. Dan blijf je aantrekkelijk en dan verkoop je.’
Op de hoofdweg houdt een jong gezin in een grote gocart luid joelend een sliert auto’s op. Op de terrassen wordt met lange lepels ijsroom genuttigd uit reusachtige vazen. De Zeelaan heeft nog een échte souvenirwinkel. Hij is vandaag gesloten, maar hier zijn negen zwart-witkaarten uit de jaren 50 te koop voor 3 euro. Ze hangen in de etalage en in het gezelschap van schelpen, kinkhoorns, versteende zeesterren, en beeldjes van kapiteins die aan een roer staan.
Op de dijk spreken scholieren de wandelaars aan. Ze moeten in groepjes 44 onderwerpen op de smartphone zetten. Ze hebben er plezier in, ik mag de lijst zien. Vrouw met hoed. Man met baard. Vrouw met hondje. Vuilnisbak. Vis. Ook in het rijtje: Homokoppel. En tegen mij: ‘Hebt u een tatoeage, meneer?’
De kusttram naar het station van De Panne is reclamevrij. Het is de eerste keer op negen ritten dat ik niet door een vliegenhor naar de buitenwereld moet kijken.