humo sprak met zichzelf
Zoon Jonas interviewt Guy Mortier: ‘Ik had mijn vader graag beter leren kennen, maar toen bestond er nog geen ‘Humo Sprak Met’’
GM, oftewel Guido Eugène Prudence Joseph Mortier, wordt 80 en dat geeft ruim aanleiding tot terugblikken: met een tweedelige Canvas-documentaire, een avond in de Bourlaschouwburg en een extra digitale editie van Humo op die feestelijke 24 maart. En deze pagina’s. Een terugblik op een leven waarvan hij vooral hoopte dat het nooit saai zou zijn. Missie geslaagd, denk ik dan: hij werd de Arsène Wenger van het bladen maken, de beste eindredacteur en koppenmaker van de Benelux en de langstzittende hoofdredacteur ten zuiden van Pluto.
Het is een leven geworden dat zich vooral op papier afspeelde, maar wel in het heerlijkste Nederlands, knetterend van de spitsvondigheid, swingend als het beste van Elvis, en waaruit hij – enigszins uit zijn rol vallend – nauwelijks iets zou willen schrappen.
Ik had hem als kind thuis binnen handbereik, maar toch leek hij soms meer op een Egyptische sfinx dan op een vader, zoals hij op de zetel gezeten met zijn zwarte pen door alle nog na te lezen interviews raasde, met één oog op de televisie en één oor op de platenspeler gericht – ja, hij leek nogal op een werk van Picasso toen. Hij was míjn vader, maar in de loop der jaren begreep ik dat hij ook een vaderfiguur was voor vele anderen. Ik weet dat hij niet van terugblikken houdt, maar ik ben blij dat hij het toch nog eens wil doen.
DE WONDERJAREN
HUMO Wat voor kind was je?
MORTIER «De jongen van 13, 14, 15 jaar vond ik maar een rare kerel. Maar het kind was geweldig opgewekt, vrolijk en zat vol vertrouwen in het leven. Ik kom uit een liefdevol gezin; ik had op school een oudere broer, dus er kon me niks gebeuren. We werden niet gepest. Dat was allemaal goed.
»Maar ik moet zeggen dat ik al vrij vroeg bezig was, misschien te vroeg, met het idee dat het gewone leven, en specifieker het gewone spreken en schrijven, toch niet je dat was. Voor mij moest het origineler zijn. Het mocht niet saai zijn. Er moest iets gebeuren. Dat had er ook mee te maken dat ik veel naar de Nederlandse radio luisterde. Dat swingende Nederlands, de rijkdom van die taal, fascineerde mij geweldig. Ik zoog dat op.
»En ik wilde ook anders schrijven, zoals Godfried Bomans. Ik wilde schrijven en formuleren zoals hij. Dát was wat het moest zijn.»
HUMO Je vader werkte (of ‘zat’, zo lach je weleens) in het verbeteringsgesticht van Mol, waar hij delinquenten leerde lezen en schrijven. Heeft hij iets van liefde voor het Nederlands doorgegeven?
MORTIER «Het is niet zo duidelijk wie wat doorgegeven heeft bij ons thuis. Er werd niet zo geweldig veel gepraat. Wel tussen de kinderen, maar ik herinner mij niet zoveel gesprekken met mijn vader. Toen bestond er nog geen ‘Humo Sprak Met’. Anders had ik hem daar zéker eens voor gevraagd. Ik had hem graag beter leren kennen. Helaas.»
HUMO De liefde voor taal zat er alleszins al vroeg in: je zus Lilian vertelt de anekdote dat je heel erg beteuterd terugkwam van je eerste dag op school, omdat je ‘nog altijd niet kon schrijven’.
MORTIER «In mijn eigen herinnering zat ik de ochtend van mijn eerste dag op de kleuterschool vreselijk te huilen in mijn bedje. Ik weigerde eruit te komen, met als uitleg: ‘Maar ik kan nog niet schrijven!’»
HUMO Ik vind Lilians versie beter, dus ik ga die blijven vertellen als je ’t goed vindt. Je sliep, in de Collegestraat in Mol, in één bed met je oudere broer René. Je hebt weleens verteld hoezeer dat je gevormd heeft.
MORTIER «Ja, ik was nog een snotneus, was nauwelijks van de kleuterschool af, maar ’s avonds, in het broederlijke bed, vroeg ik hem altijd of we samen nog een rijmpje of gedichtje zouden maken voor het slapengaan. Dat deden we dan. Mijn broer was belangrijk voor mijn ontwikkeling, ja. Hij stak mij aan, wees mij op Bomans, op Elsschot, op allerlei strips, die ik dan verslond. Onze grote droom was dat we ooit een Echt Boek zouden schrijven.»
Lees ook:
‘Wat had hij dat ik niet had? Die snor, uiteraard’: de mooiste bijdragen uit het huldeboek voor Guy Mortier
Dit was de huldeavond voor Guy Mortier: bekijk hier beelden van ‘De Man van Taal’ en de spetterende afterparty
HUMO Op mijn 8ste of 9de was ik op de familiale schrijfmachine verzonnen interviews met Woody Allen voor Humo aan het uittypen. Wat heb jij van je vader of moeder overgenomen?
MORTIER «De liefde voor muziek. Mijn ouders waren niet rijk, verre van zelfs. Ik zal niet zeggen dat we amper toekwamen, want dan zijn mijn zussen kwaad, maar muziek hadden we dus wél. We hadden een aantal 78 toerenplaten, de radio stond doorlopend op, er klonk altijd muziek in huis. Dat was een rijkdom. Muziek heeft mij van jongs af bezield.»
HUMO Je vader zong ook graag, niet? Van hem heb je het liedje ‘Er was een vogeltje dat kon niet meer kakken’ geleerd. Lilian, alweer, vertelde dat de burgemeester van Mol ooit in jouw kleuterschool vroeg wie iets wilde zingen, waarop jij dat lied inzette. De juf kon je niet snel genoeg de mond snoeren.
MORTIER (lacht) «Mijn vader zong, met zijn mooie, zware stem, vaak kinderliedjes terwijl ik op zijn knie zat. Dat heb ik getracht voort te zetten bij mijn eigen kroost. En toch was het vooral mijn moeder die veel zong, vooral operettenummers. Ik kan ze nog altijd meezingen. Ik zat dan als kleuter onder de tafel te spelen, tussen die afhangende panden, terwijl zij daarboven aan het strijken was. Ik herinner me nog veel van de muziek uit mijn jeugd, welke platen we hadden, het komen en gaan van de radiogolven terwijl we naar Radio Luxemburg luisterden. Ik kon geen instrument bespelen, maar als er op de radio ritmische muziek klonk, zat ik altijd met de beat mee te kloppen. Mijn goede moeder, die vaak al vroeg ging slapen, zag dan hoeveel geluk mij dat bezorgde, en liet mij nog eventjes doen.»
HUMO Toch heb je nooit een instrument leren spelen.
MORTIER «Nee, daar heb ik veel spijt van. We hadden een piano thuis, waarop mijn oudste zus en broer hebben leren spelen, maar ik was te ongeduldig. Ik deed nochtans mijn best om zelf wat rock-’n-rollnummertjes te schrijven, maar verder dan wat riedeltjes op de piano kwam ik nooit. Ik kon ze niet onthouden. Ik droomde er dan ook van ooit een bandopnemer te hebben, zodat ik alles zou kunnen vastleggen. Die droom leek even uit te komen toen ik met een wedstrijd van Radio Luxemburg zo’n bandopnemer won. Helaas had ik mijn deelname ingestuurd onder de naam van mijn zus, die toen al getrouwd was. En haar man, een heel goeie gast overigens, vond dat die prijs hén toekwam. Ik kreeg in de plaats hun grote Grundig-radio, maar die interesseerde me niet. Wie weet hoe de muziekgeschiedenis er anders zou hebben uitgezien.»
HUMO Je was heel verlegen als jongeling en tegelijkertijd had je een enorme branie. Een gekke combinatie.
MORTIER «Ja, dat vind ik ook. Die verlegenheid heb ik, denk ik, zelf bij me binnengebracht. Ik herinner me, rond mijn 12de, een moment waarop ik zeer enthousiast één van mijn tekeningen aan mijn broer toonde en iets zei als: ‘Kijk eens hoe goed ik dit kan!’ Ineens keek hij me kwaad aan, wat hij anders nooit deed, en zei streng: ‘Rustig, rustig! Doe maar gewoon!’ Ik was daar toen geweldig door getroffen.
»Ik vraag me zelf ook weleens af waarom ik altijd de neiging heb om de dingen die ik doe geweldig te relativeren. Ik heb succes nooit tot mij willen laten doordringen. Ik hield het altijd af. Op Torhout-Werchter waren er momenten dat de hele wei stond te daveren van het lachen, maar ik dacht dan vooral: dat heeft goed gewerkt, nu mijn volgende grap goed timen. Ik was sowieso heel kritisch op mezelf en ben dat nog altijd. Ik denk dat ik daar soms in overdrijf. Bijvoorbeeld wanneer ik iets vriendelijks tegen iemand had kúnnen zeggen, maar dat niet heb gedaan: dat kan dan nog lang door mijn hoofd spoken. Ik heb dat eens aan Jan Decleir verteld. Hij had me gevraagd of ik spijt had van bepaalde dingen. Ik gaf hem zo’n voorbeeld en hij begon hard te lachen: ‘Heb jij dáár spijt van?’ Hij dacht aan mensen de keel oversnijden, of vrouwen zwanger maken en gaan lopen. Maar ik kan lang met zulke kleinigheden rondlopen.»
HUMO Je hebt ooit ook verteld dat je vader erover waakte dat je geen haantje werd. Komt daar die onderkoelde, gereserveerde buitenkant vandaan?
MORTIER «Ik weet het niet. Maar ja, ik vond het wel belangrijk om de dingen onderkoeld te brengen tegenover de buitenwereld. Bomans klonk altijd zo. Ik heb ook nogal een lage, vlakke stem. Voor mijn radioprogramma ‘Schudden voor gebruik’ kwam dat nog goed uit. Iemand van de NIR (de toenmalige VRT, red.) heeft me ooit gevraagd of ik mijn intonatie niet wat meer kon variëren. Maar dat kan ik niet, nee. Dat onderkoelde hoort bij humor, vind ik. Het vreselijkste vind ik komieken die geweldig om zichzelf moeten lachen.»
HUMO Ondanks je bekendheid val je op de één of andere manier toch niet al te graag op.
MORTIER «Dat is het enige waar ik met die 80ste verjaardag een beetje tegen opzie. Dat ik dan weer even in de belangstelling sta. Ik heb dat niet zo graag. Nu ja, een béétje belangstelling vind ik wel prettig. Als niemand me nog zou kennen, zou ik dat ook wel erg vinden.»
MOOIE BENEN
HUMO Toen je 17 was, stuurde je een brief naar de NIR. Je schreef dat hun rock-’n-rollprogramma nergens op leek, en dat ze jou een kans moesten geven. Dan moet je toch redelijk zeker van je stuk geweest zijn.
MORTIER «Ja, hoe kwam dat? Ik was er op één of andere manier rotsvast van overtuigd dat de combinatie van Bomansiaanse bindteksten en rock-’n-roll zou werken. En dat wás ook zo. Ik denk niet dat ik dat toen overschat heb, want later ben ik nog veel mensen tegengekomen, die nog heel goed wisten hoe ze zich op zaterdagmiddag van school naar huis repten om naar ‘Schudden voor gebruik’ te luisteren. Het moet dus wel iets gehad hebben, hoe onvolkomen het ook was.»
HUMO Terwijl je bij de NIR werkte en niet veel later voor Humo begon te schrijven, studeerde je ook nog Germaanse Talen in Leuven. Klopt het dat je toen (en nog lang daarna) overleefde op nagenoeg alleen maar eieren?
MORTIER «Overleven is veel gezegd, maar ik at wel veel eieren, ja. Mijn moeder gaf me elke week namelijk een nieuwe doos met eieren mee, die ik natuurlijk niet op kreeg, zodat ze zich steeds verder opstapelden. Het is eigenlijk vreemd dat er nooit kuikens uit gekomen zijn, want ze bleven soms lang liggen (lacht).»
HUMO Gelukkig voor de variatie in je dieet heb je rond die tijd ook Marleen Kempen, mijn moeder, leren kennen. Hoe ging dat?
MORTIER «Ik had twee vrienden, apothekerszonen, met wie ik vaak uitging, naar cafés en dancings waar ze goede muziek speelden. Zij hadden een kleine Messerschmitt, een driewielauto, met een deur vooraan. Eigenlijk heel gevaarlijk, als ik eraan terugdenk, maar goed. Hun ouders waren bevriend met de familie Kempen, een kroostrijk gezin met zes flinke dochters, en op een keer namen we één van die dochters mee naar een dancing halverwege Turnhout. Dat was de tijd van ‘Tous les garçons et les filles’ van Françoise Hardy en daar hebben we die avond lang op staan dansen.
»De legende wil dat ik toen al tegen mijn makkers heb gezegd ‘Met die vrouw ga ik trouwen’. In werkelijkheid was het iets prozaïscher: op de terugweg zat ik naast haar in dat onnozel autootje en haar rok was wat naar boven geschoven. Ze had zulke mooie benen dat ik dacht: dáár ga ik mee trouwen (lacht). En zo is het gegaan.»
HUMO Jan Hertoghs schreef voor je verjaardag dat (GM), je Humo-signatuur, eigenlijk gelezen moet worden als ‘Guy + Marleen’. Heeft hij gelijk?
MORTIER «Met iemand anders dan Marleen zou het nooit gelukt zijn. Ze is de lieftalligheid en de goedheid zelve, is er altijd voor andere mensen geweest, in de eerste plaats voor haar gezin. Ze is de moeder bij uitstek. En ze heeft mij altijd de ruimte gegeven om dit buitenissige project vol te houden. Het is ook een heel mooie vrouw, nog altijd. Ik zeg het haar vaak, ook al gelooft ze het niet, maar het is wel zo.»
HUMO Jullie kregen samen ook drie práchtige kinderen. Opgelet, strikvraag: wat voor ouder was jij?
MORTIER «Ik ben wel blij dat de kinderen zich doorgaans uitsloven om te zeggen: ‘Wij hebben niet onder dat leven met een workaholic geleden.’ Want inderdaad: ik werkte heel hard. Maar ik was ook wel veel thuis. Heel wat huwelijken van hoofdredacteurs zijn uit elkaar gespat, omdat ze naar alle mogelijke diners en recepties gingen. Ik heb daar nooit aan meegedaan. Ik was thuis, maar wel bezig met Humo.»
HUMO Je hebt je best gedaan om ons, net als de Humo-lezer, op te voeden met goede muziek, verzorgd Nederlands en de betere televisieseries. Je vond het belangrijk om ons kwaliteit mee te geven.
MORTIER «Dank je wel, maar dat deed ik ook en vooral voor mezelf! Sorry (lacht). Ik wilde gewoon geen rommel horen of zien. Ik heb op geen enkel moment gedacht: ik moet dit nu eens opzetten speciaal voor mijn kinderen. Dat viel gewoon samen. Dat was zo bij jou en ook bij Jens en Martine. De eerste woordjes van Jens waren bij wijze van spreken John, Paul, George en Ringo.»
DE JAREN VAN DE SNOR
HUMO Op je 25ste werd je hoofdredacteur van Humo, nadat je er een vijftal jaar als journalist had gewerkt. Vond je het dan niet leuker om zelf interviews te doen, eerder dan andermans teksten op te poetsen?
MORTIER «Ik schreef heel graag, maar op een bepaald moment was ik die interviews toch een beetje beu aan het worden. En net toen vroegen ze me.
»Het plezier van het hoofdredacteurschap was voor mij dat ik iets mocht samenstellen met de best mogelijke informatie – info die je niet kon vinden in kranten, of op radio en tv – diepgravende interviews met schrijvers, sportmensen, televisievedetten, in zeer goed Nederlands en gelardeerd met de beste humor. Ik had het grote geluk dat ik bijna van meet af aan een paar heel straffe, jonge mensen heb kunnen aantrekken, die op de best mogelijke manier konden uitwerken wat ik voor ogen had, zoals Guido Van Meir, Piet Piryns en Herman de Coninck. Met die mannen kun je naar de oorlog.»
HUMO Je had een neus voor talent. Je hebt Ever Meulen binnengehaald, Marc Didden, Kamagurka, Marc Mijlemans, Jeroom, (rv)... De lijst is te lang om iedereen te noemen. Sommige van hen getuigen hoe jij al iets in hen zag voor ze dat zelf deden. Hoe spotte je dan hun talent?
MORTIER «Ik weet het zelf niet. Neem nu Marc Didden. Die heb ik een kans gegeven op basis van een briefkaart met daarop twee regels over een lp van Lennon en Ono. Hij was het niet eens met wat Humo had geschreven, maar op zo’n manier dat het me intrigeerde. Dus toen heb ik hem een brief geschreven. Het is frappant dat dat gewerkt heeft, ook al omdat zijn eerste maanden niet zo goed waren. Ik zat er al mee te worstelen of ik hem niet moest bedanken voor bewezen diensten, tot ik hem de blijkbaar zeer goede raad heb gegeven: ‘Schrijf nu eens zoals je vertelt!’ Want hij kon op de redactie de geweldigste verhalen vertellen. Dat deed hij, en we waren vertrokken.
»En wat Herman de Coninck betreft. Hoe had ik kunnen weten dat die zo goed kon interviewen? Ik had hem gevraagd op basis van één zin die hij in zijn proefstukje geschreven had. Eén zin waarvan ik dacht: verdorie, da’s mooi geformuleerd. Je moet ook wat geluk hebben, zeker?»
HUMO Jouw stijl op de redactie was er eentje van leading by example. Je zei niet veel, maar je legde voor iedereen de lat ontzettend hoog. Het is opvallend hoeveel Humo-journalisten bijna snikkend getuigen hoe ze hongerden naar een zeldzaam compliment van jou. Was dat een bewuste strategie om ze hun best te laten doen?
MORTIEREn in «Goh, ik heb toch wel vaak gezegd dat het goed was, hoor. Maar ik vond vooral: als je stuk goed genoeg is om in Humo te staan, wil dat zeggen dat het ook écht goed is. Alleen bij uitzondering zei ik weleens dat een stuk zéér goed was, want als je dat te vaak zegt, is het ook niets meer waard. Maar natuurlijk, het waren wel vaak dezelfde mensen die de complimenten kregen, simpelweg omdat ze de besten waren. Tegen Mijlemans heb ik vaak gezegd: ‘Geweldig, Marc!’ Maar ook tegen anderen, hoor.»
HUMO Je werkte hard en veel. Je deed én de hoofdredactie én de eindredactie én reclamecampagnes én een stuk van de lay-out. Alleen Humo’s bussen deed je niet, you lazy bastard! Elke letter die verscheen, had je nagelezen, overdag op de redactie en ’s avonds thuis in je zetel.
MORTIER «Je vergeet de trein.»
HUMO Ben je blij dat je het zo gedaan hebt?
MORTIER «Dat is me al vaak gevraagd, en ik heb er ook al veel over nagedacht. Ik heb het grote genoegen gehad dat het door die manier van werken precies is geworden wat ik voor ogen had. Daar staat natuurlijk ook verlies tegenover. Maar ik geloof niet dat het op een andere manier had gekund. Je kunt natuurlijk zeggen: die laatste halve pagina had wel iets minder mogen zijn. Daar heb ik wel in overdreven. Op afsluitdag om halféén ’s nachts, als iedereen al naar huis was, toch nog blijven zoeken naar iets fris en origineels voor dat laatste hoekje. Dat was overdreven en had niet gehoeven, maar ja.»
HUMO Het is alleen zo dat het bijzonder werd?
MORTIER «Ik dacht dat, ja. Ik wilde echt dat elke pagina goed was, of toch zo goed mogelijk. Dat klinkt een beetje obsessief, maar het zij zo. Het woord perfectionistisch wordt vaak als een scheldwoord gebruikt, maar I don’t care. Ik zocht ook niet naar perfectie, ik deed gewoon mijn uiterste best.»
HUMO Uit een marktonderzoek bleek dat Humo op een bepaald moment samen met Coca-Cola het sterkste merk in Vlaanderen was. Om maar te zeggen: Humo was echt wel iets. Was je daar hard mee bezig: met oplages en cijfers?
MORTIER «Nee, die waren gewoon een gevolg van wat we trachtten te doen, maar het deed natuurlijk wel veel plezier. Dan wist je dat je goed bezig was. Door de hoge verkoopcijfers kregen we ook meer mogelijkheden, waardoor we dingen konden doen als de diepvrieshumo (de cover werd pas zichtbaar als je hem een tijdje in het vriesvak had gelegd, red.), omdat een adverteerder de zeer dure, speciale inkt betaalde. Of het boek ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’ van Dimitri Verhulst, dat we, op 300.000 exemplaren, gratis bij Humo gaven. Wij maakten iets waarvan we zelf dachten dat het de moeite was, en dan wil je dat uitdragen, zoals ik in de Corbiestraat soms met de deuren van het balkon wagenwijd open luide rock-’n-roll door Mol liet klinken. Kinderachtig, maar ik denk dat wel meer mensen dat ooit hebben gedaan.»
HUMO Een interview is soms, tot op zekere hoogte, een zelfportret van de journalist, in de zin dat die schrijft over onderwerpen die hem of haar na aan het hart liggen. Was Humo voor jou ooit zo’n zelfportret?
MORTIER «Die ‘ooit’ kun je weglaten. Dat was zo. Wat in Humo stond, was ook wat mij interesseerde. En gelukkig heel veel anderen. De dingen die ik voor Humo deed, waren ook precies de dingen die ik goed kon: reclamecampagnes verzinnen, stukken redigeren, tot aan het presenteren van Torhout-Werchter toe. Ook wat de muziekkeuze betrof, lag Humo altijd zeer dicht bij mijn eigen smaak.»
HUMO De journalisten, tekenaars en fotografen die jou een vaderfiguur noemen, zijn niet te tellen. Ever Meulen zei me enkele jaren geleden: ‘Ik maakte elke tekening voor Guy, niet voor Humo.’ Wat vind je daarvan?
MORTIER «Dat vind ik… heel mooi. Dat doet me veel plezier. We zijn altijd goeie vrienden geweest, maar zoiets heeft hij me vroeger nooit gezegd. Love you too, Ever!’
HUMO Een nadeel van jouw aanpak was dat journalisten voor de keuze stonden: ofwel deden ze jouw zin, ofwel deden ze hun zin, maar dan elders.
MORTIER «Het was geen kwestie van mijn zin doen. Ik heb nooit een goed idee voor een stuk van de hand gewezen omdat het niet van mij kwam. Ik zou wel gek zijn. Maar zoveel goeie ideeën waren er ook niet, en die Humo moet elke week vol goeie stukken staan! Op den duur heb ik de redacteurs opgedragen me elke zondagavond een aantal ideeën door te mailen. Sommigen deden dat heel goed, anderen veel minder.
»Er wordt weleens gesproken over de ‘Humo-stijl’, maar ik drong er juist op aan dat elke journalist vooral zijn eigen manier van schrijven behield. Doordat mijn koppen erboven stonden, gaf dat misschien een indruk van gelijkvormigheid, maar ik heb het nooit aangemoedigd dat mensen in één en dezelfde stijl zouden gaan schrijven. Lees ze er maar op na: Rudy Vandendaele was briljant, maar op een heel andere manier dan Mijlemans, en de beste Van Meir heel anders dan Staf Herten of Mark Schaevers.»
TROOSTENDE KEES
HUMO Er zijn een aantal zaken waarvoor je wordt geroemd: je integriteit, je talent als eindredacteur, maar wat vaak nog het meest ontzag inboezemt, merk ik, is je razendsnelle repliek. Vanwaar komt dat talent? Heb je dat ooit getraind?
MORTIER «Ik heb van mezelf nooit gevonden dat ik goed kon praten. Maar die snelheid... Ik denk dat dat met vertrouwen te maken heeft, met je relaxed en goed in je vel voelen. Bij ‘De taalstrijd’ (humoristisch radioprogramma, red.) ging me dat vooral goed af dankzij Mark Uytterhoeven. Je moet iemand met ongeveer hetzelfde gevoel voor humor hebben die dat uitlokt. Uytterhoeven voelde meestal perfect aan waar ik naartoe wilde, zelfs wanneer ik zelf nog naar mijn woorden aan het zoeken was. En op den duur ken je elkaar zo goed dat het alleen maar beter gaat. Maar toen ik zo’n tien jaar later aan ‘Alles kan beter’ begon, was het verdraaid weer wennen. Maar goed gezelschap helpt.»
HUMO Lichtvoetigheid durft al eens een tegenwicht te zijn voor zwaarmoedigheid. Is dat bij jou ook het geval?
MORTIER «Ja. Ik denk dat dat geldt voor alle mensen die iets met humor doen. Bij mij zeker. Er zat al een zekere melancholie in mij nog vóór die ook maar een reden kon hebben om er te zijn (lacht). Het verlangen naar iets mooiers, gelukkigers, blauwers. Ook met als kern: mezelf niet goed genoeg vinden. Die zwaarmoedigheid kan natuurlijk ook te maken hebben met het besef dat er zoveel kwaad is in de wereld, zoveel onmenselijkheid, zoveel domheid ook. En dat lijkt nog altijd aan te groeien.»
HUMO Nog even over humor: ik herinner me dat ik het als tiener weleens vervelend vond dat je veel dingen afdeed met een grapje. Ik had soms meer behoefte aan een ernstige reactie.
MORTIER «Dat begrijp ik. Mijn excuses daarvoor. Dat was vaak ook zo bij Humo. Ik deed wat op mijn weg kwam graag af met een grap. Ik had het ook zo druk. Dan kwam iemand mij iets zeggen, terwijl ik met een pas geredigeerde tekst op weg was naar de lay-out, ik riposteerde met een grapje en ik kon verder werken. Maar da’s niet goed.
»Het was tot op zekere hoogte een pantser, of onwennigheid. Bij Humo had ik natuurlijk het excuus dat ik niet de tijd had om naar ieders zielenroerselen te luisteren. Ook al omdat de uitkomst van dat begrip dan zou moeten zijn: ‘Oké, doe dan maar wat je zelf wil, en niet wat we eigenlijk hadden afgesproken dat je zou doen.’ Ik kon de mensen echt niet op hun wenken bedienen. Maar ik heb met zo goed als niemand ooit ruzie gehad.»
HUMO Je hebt een redelijk ongenaakbare buitenkant. In hoeverre is dat maar schijn?
MORTIER «Er zit enerzijds veel onzekerheid in mij. Dat is zo. Anderzijds, als ik iets kan doen waarvan ik weet dat ik het kan...»
HUMO Moeten ze je ook niet wijsmaken dat het niet zo is?
MORTIER «Inderdaad. Al is er ook weleens een moment geweest dat ik dacht dat ik het niet meer kon. Dat had ook te maken met een paar dingen die ik meende op te merken bij de redactie. Wat gemor hier en daar, iets in hun houding wanneer ik op vrijdagavond nog zat door te werken en zij nog op instructies of een korte redactievergadering zaten te wachten. Dan had ik toch zo’n dunne huid dat dat pijn deed. Ik heb in die periode zelfs op het punt gestaan om te stoppen. Gelukkig heb ik toen Kees van Kooten kunnen bellen, die mij zeer troostte. En in dezelfde periode toevallig ook Jan Mulder, die toen de wijze woorden sprak: ‘Count your blessings, tel je zegeningen.’ Hij had gelijk. En ik kon weer verder.»
HUMO OP ZATERDAG
HUMO Wat vind je terugkijkend het mooiste aan je jaren bij Humo?
MORTIER «Vooral de eensgezindheid en het plezier van samen goeie dingen te maken. De Livornostraat (lange tijd de Humo-redactie, red.) was daar natuurlijk het symbool van: krakende plankenvloeren, kleine ruimtes, weinig mensen die heel hard werkten en elke week kleine wonderen voor elkaar kregen. We hebben tussen de bedrijven door ontzettend veel gelachen en dat gaat niet weg: als we elkaar vandaag tegenkomen, is dat nog altijd zo. Ook al zien we elkaar tegenwoordig vooral op begrafenissen van collega’s of vrienden.»
HUMO Wat was het dieptepunt van al die jaren?
MORTIER «Ik denk: de staking die er ooit geweest is. De vakbond heeft toen de redactie stilgelegd, omdat één van onze televisiemedewerkers dreigde ontslagen te worden nadat hij iets had uitgevreten dat niet mocht. Ik heb toen enorm mijn best gedaan om directie en vakbond te verzoenen en tegelijkertijd om toch maar die Humo gemaakt te krijgen. Dat is de enige keer geweest dat Humo niet op dinsdag in de winkel lag. Hij leek die week zelfs helemaal niet te zullen verschijnen, wat ik ondraaglijk pijnlijk vond, máár: hij lag er wél, op zaterdag!
»Ook zeer pijnlijk was de klap toen ik hoorde dat Bonanza (het weekblad waarmee Woestijnvis de concurrentie met Humo wilde aangaan, red.) er zou komen. Toen zag ik dat een aantal mensen rondom mij zich zeer hypocriet had gedragen en achter mijn rug allerlei onfraais had bekokstoofd.»
HUMO Er zijn toen journalisten overgelopen. Er was zelfs een spionerende secretaresse die met al je contactgegevens aan de haal ging. Wat ik vreemd vind, is dat je nooit enige wrok hebt gekoesterd.
MORTIER «Ja, da’s raar, hè (lacht). Maar het is zo, en ik kan het toch niet forceren? Ik moet zeggen: daar zat ook iets van pragmatisme in, een reflex die ik blijkbaar ook wel heb. Uiteindelijk is Humo daar goed uitgekomen. Opeens kregen we van alle kanten een tsunami van steun en aanhankelijkheid, die enorm veel deugd deed. De eerste journalist met spijt keerde trouwens al terug voor het eerste nummer van Bonanza nog moest verschijnen. Die had al snel door dat het daar niks ging worden. Anderen smeekten mij herhaaldelijk om over te stappen en toch maar alsjeblieft hoofdredacteur van Bonanza te worden… Ach.»
HUMO Je hebt John Lennon de hand geschud, Frank Zappa geïnterviewd, Mink DeVilles cocaïne geweigerd. Is er iemand die je nog graag ontmoet had?
MORTIER «Ja, Arsène Wenger (voormalig trainer van voetbalclub Arsenal, red.). Eén van mijn helden. Ik wil hem nog altijd graag ontmoeten, maar die mens heeft andere dingen aan zijn hoofd dan een paar uur van zijn tijd aan mij te besteden. Ik heb hem altijd zeer bewonderd, misschien ook al omdat hij net als ik iemand was die heel lang, te lang volgens sommigen, bij zijn club aan de leiding is gebleven (lacht). Zijn stijl en zijn intelligentie, de klasse waarmee hij tijdens persconferenties op de smerigste aanvallen bleef antwoorden… When they go low, we go high. Dat vind ik chic. En Johan Cruijff had ik ook héél graag ontmoet. Maar ik mag niet klagen. Kijk maar naar de mensen die voor Humo hebben gewerkt. Die heb ik allemaal mogen kennen.»
HUMO Hoe bevalt ouder worden?
MORTIER «Soms dacht ik weleens: verdomme, hier bereiden ze ons toch niet op voor. Ineens is daar die lege ruimte. ‘En geniet nu maar!’ Maar ik genoot al! Ik ben wel blij met de link die er nog is met Humo (Mortier doet nog altijd de reclamespots en adviseert hier en daar, red.). En voor de rest heb ik veel tijd om te lezen, series en films te kijken, en Arsenal FC op de voet te volgen. Ik dacht vroeger weleens dat ik nu eindelijk aan het schrijven moest slaan, maar ik krijg mezelf niet zover. In 2004, toen ik mee mocht op Geletterde Mensen-tournee met mijn held en groot voorbeeld Kees van Kooten heb ik wel een paar stukjes geschreven, omdat het moest. Kees heeft daarna nog vaak gezegd dat ik dat vooral moest blijven doen, maar ik krijg me niet zover. Dat verwijt ik mezelf weleens.»
HUMO Er is nog tijd. Proficiat met je verjaardag.
‘Winteruur’ (met Guy Mortier), Canvas, donderdag 23 maart, 22.50
Op maandag 20 maart treedt een indrukwekkend gezelschap in de Bourlaschouwburg aan met literaire, lieflijke en op de lachspieren werkende verjaardagswensen voor Guy Mortier, tijdens ‘De man van taal’. Tickets: toneelhuis.be
Wil u graag laten weten wat Guy Mortier doorheen de jaren voor u betekend heeft? Vooral doen, en wel hieronder:
Nu op Humo:
Ultraloper Karel Sabbe haalde nipt de finish van de Barkley Marathons: ‘Ik hallucineerde, zag apen, en begon te praten tegen een vuilnisbak’
Het gevaar van e-steps: ‘Ik vertrok naar een vriend op mijn e-step. Vier dagen later werd ik wakker in het ziekenhuis’
De 7 Hoofdzonden van Coely: ‘Er zit zoveel liefde in mij: ik móét daarmee morsen!’