null Beeld

100 beste films

#44: 'Pulp Fiction' (Quentin Tarantino, 1994)

Humo's filmjournalist Erik Stockman presenteert: de 100 beste films aller tijden! Of liever: een hoogstpersoonlijke, dwarse hitparade van films die, althans volgens (es), de blikkerende tand des tijds hebben doorstaan. Een onconventioneel rariteitenkabinet waarvan de deuren telkens op woensdag, vrijdag en zondag wijdopen zwaaien. Vandaag: 'Pulp Fiction' van Quentin Tarantino. Licht, camera, actie!

Erik Stockman

Vincent Vega, Lance, en het borstbeen van Mia Wallace: ‘Get the shot!’; de grootse Christopher Walken met zijn gouden uurwerkmonoloog: ‘I hid this uncomfortable hunk of metal up my ass for two years’; het dansje in Jackrabbit Slim’s; Marsellus Wallace in het hol: onmogelijk om uit die stroom van historische taferelen een favoriet moment te kiezen.

Praktisch elke scène, elk beeld, elke dialoog uit ‘Pulp Fiction’ – het orgiastische meesterwerk dat Uma Thurman en Samuel L. Jackson naar de hoogste sterrenhemelen katapulteerde, de carrière van John Travolta bruisend nieuw leven inblies, en van de naam Quentin Tarantino een begrip maakte – vormt een iconisch hoogtepunt op zich. En hoewel we de film intussen tientallen keren hebben gezien, ontdekken we bij elke kijkbeurt nog steeds nieuwe details die het genot alleen maar vergroten.

Hebt u, in de scène waarin Lance (Eric Stoltz) zijn wanhopig rinkelende telefoontoestel probeert te negeren (Vincent: ‘Fuck you, Lance, neem op!’), ooit dat arduinen borstbeeld naast het televisietoestel opgemerkt? Inderdaad: een sculptuur van een telefonerende man! Na het avondje uit in Jackrabbit Slim’s krijgt Vincent van de buiten beeld staande Mia de huissleutels toegegooid: in de lawine van onvergetelijke taferelen die Tarantino ontketent vormt het maar een microscopisch klein detail, een futiliteitje, maar geloof ons: alleen de allergrootsten zijn in staat om hun film met zo’n levensecht momentje te verrijken. De Palma zou er nooit aan denken. Fincher ook niet. Paul Thomas Anderson wel. En Jean-Luc Godard ook; het zou ons trouwens niet verwonderen mocht Tarantino het sleutelmoment uit een Godard-film gepikt heeft.

Tarantino is nu eenmaal een meesterdief; een filmgeschiedenisroller die alles waar hij van houdt achteroverdrukt, en door de Quentin-recyclator haalt. Van de films van Godard tot ‘The Brady Bunch’, van ‘Deliverance’ tot ‘Attack of the Crab Monsters’, van ‘Jungle Boogie’ tot ‘Son of a Preacher Man’: alles waar Tarantino wild van is, heeft op één of andere manier z’n weg naar ‘Pulp Fiction’ gevonden. Zelfs Wolf, de rustige fixer die Jules en Vincent breincorvee komt geven, is geen origineel personage: Harvey Keitel herneemt hier gewoon zijn rol uit ‘Point of No Return’, de Hollywoodremake van ‘La Femme Nikita’.

Sommigen noemen het plundering, wij noemen het dweepzucht. Tarantino is verliefd op het medium cinema, en hij wil zijn passie aan ons doorgeven; zijn films zijn als feestelijke uitbarstingen van vreugde en hartstocht. Tarantino is verslaafd aan de roes die cinema kan opwekken, en hij wil ons meetrekken in zijn delirium; je kijkt niet naar ‘Pulp Fiction’, je wordt er high van. In de making of op de dvd zie je hoe Tarantino tijdens de twist in Jackrabbit Slim’s achter de camera lustig staat mee te dansen (zie die zweetvlek op zijn rug steeds groter worden); de man is gewoon aan het féésten. Trouwens, wij hebben op onze beurt van Tarantino gestolen. ‘Ik ga even naar het toilet, en intussen mag jij iets bedenken om te zeggen’: honderden keren hebben we dat lijntje op café gebruikt, in de hoop dat de grieten ons gevat zouden vinden. Nu we eraan terugdenken, worden we doodmoe van onszelf.

De films van Tarantino zijn doorgeefluiken van vuur, liefde, en passie, maar daarnaast hebben wij ook altijd gevonden dat er over ‘Pulp Fiction’ ook een soort somberte hangt, een soort mistroostigheid. In zekere zin vind je in ‘Pulp Fiction’ de zwartgallige zeitgeist terug van de jaren 90 – het tijdperk van generatie X, van de grunge, van Beavis en Butthead, van de slackers. Jules, Vincent, Mia en de andere personages staan voortdurend wisecracks af te vuren, ze gedragen zich übercool, maar alles bij elkaar genomen bewegen ze zich met hangende schouders door een leeg bestaan; door een leven zonder ambitie. ‘Zullen we dan gaan werken?’ vraagt Pumpkin (Amanda Plummer). ‘Van z’n leven niet,’ antwoord Honey Bunny (Tim Roth).

In ‘Saturday Night Fever’ danst Travolta met passie, in ‘Pulp Fiction’ kijkt hij tijdens de legendarische twist in Jackrabbit Slim’s (op een dansvloer die op uitdrukkelijk bevel van Tarantino de vorm heeft van een tachometer: een knipoog naar de films ‘Red Line 7000’ met James Caan en ‘Speedway’ met Elvis Presley) vooral kwaad en verveeld voor zich uit. De enige die langzamerhand begint te beseffen dat hij in een doodlopend straatje zit, is Jules Winnfield (Samuel L. Jackson): hij ziet na het kogelmirakel van Big Kahuna het licht en beslist om op pad te gaan, net als Cain uit ‘Kung Fu’.

Alle plotlijnen van ‘Pulp Fiction’, alle verhaalsegmenten, alle dialogen, alle gebeurtenissen leiden uiteindelijk naar die ene kardinale scène waarin Jules in de eettent zijn beweegredenen uitlegt aan Honey Bunny: ‘I’m trying, Ringo, I’m trying real hard to be the shepherd.’ Waarna Jules – in een zielsontroerende, zwaar symbolisch geladen scène – zijn revolver op veilig klikt, het wapen opbergt, en de somberte achter zich laat.

Bekijk de trailer:

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234