FILM★★★☆☆
‘A Star is Born’: Het meisje kan zingen, en de jongen kan regisseren
Alsof we uit het niets werden getroffen door een bezweringsformule, zo zaten wij totaal onverwacht als betoverd te kijken naar de ontmoeting tussen Jackson Maine (Bradley Cooper) en Ally (Lady Gaga). Ooit was Jackson een megarockster die zalen tot de nok deed vollopen, vandaag is hij een stilaan wegdeemsterende, aan tinnitus lijdende veteraan die de schrille piep in zijn hoofd tracht te verdrijven met pillen en drank. Wanneer hij het dienstertje Ally in een dragqueenbar een indrukwekkende versie van ‘La vie en rose’ hoort brengen, begint er iets in hem te herleven. Ally vertrouwt hem in de kleedkamer toe dat haar neus eigenlijk te lang is om het in de muziekbusiness te kunnen maken (is het Lady Gaga die we hier over haar eigen twijfels horen spreken?). Maar Jackson bezorgt haar een gig, pompt haar zelfvertrouwen in en treedt uiteindelijk ook met haar in het huwelijk. Het vervolg laat zich raden: hij verwordt meer en meer tot een trieste schim van zichzelf, die alleen nog maar wordt verlicht door de naar de sterren klimmende lichtkogel die Ally is.
Hoewel dit verhaal al drie keer eerder werd verfilmd (in 1937, 1954 en 1976), zult u ons hier zeker niet horen beweren dat deze versie overbodig is. Misschien is het zoals Jacksons oudere broer Bobby (de als vanouds fantastische Sam Elliott) zegt: elk stukje muziek bestaat uit de herhaling van dezelfde twaalf noten, en is het de taak van de muzikant om diezelfde twaalf noten telkens op een nieuwe, verrassende manier te serveren. Het is bijna alsof de scenaristen zichzelf met behulp van die ene uitspraak van Bobby uit de wind willen zetten: ‘Jaja, we weten wel dat dit verhaal al eerder is verteld, maar hey, we proberen er tenminste iets moderns mee te doen!’ Dat laatste lukt niet helemaal: de vierde ‘A Star Is Born’ weet niets interessants te zeggen over de hedendaagse muziekindustrie en de songs klinken eerlijk gezegd nogal zeemzoeterig.
Wat deze film dan toch speciaal maakt, is de licht betoverende elegantie waarmee de debuterende regisseur Bradley Cooper het verhaal in beeld heeft gezet. De cineast – want zo mogen we Cooper nu echt noemen – vermijdt het platte sentiment die de versie uit 1976 zo ongenietbaar maakte, en neemt rustig de tijd om de liefde tussen Jackson en Ally te laten openbloeien, waarbij hij (zeker in de eerste helft) de ene scène heel mooi en organisch laat overvloeien in de volgende. Ook als acteur stelt Cooper niet teleur: check hoe de steeds dover wordende Jackson soms in het midden van een zin de draad kwijtraakt en weemoedig voor zich uit begint te turen, of hoe hij in de dialoogscènes het hoofd een beetje in de richting van zijn gesprekspartners neigt: ‘Wat zeg je?’ En hoewel wij Lady Gaga in de toekomst niet bepaald zien uitgroeien tot de nieuwe Meryl Streep, doet de wereldster in de eerste helft van de film iets ongelofelijks, namelijk ons laten geloven dat ze een nobody is. Zeker geen meesterwerk, wel een film die als een zacht maar goed gericht schot doel treft.