Televisie★★★½
‘American Insurrection’ op Canvas was evenveel waarschuwing als documentaire
Voor het eerst in tijden hoorde ik Donald Trump nog eens oreren in de spreekstijl hem eigen: een oprisping die zich traditiegetrouw situeerde tussen gelal aan gene zijde van de toog en een kwade casus van orale winderigheid die wraakroepend lang zonder diagnose is gebleven. Op slag zag ik in hoezeer ik het voorbije halfjaar voor lief genomen had, want tot voor kort waaiden zulke op vrije associatie steunende spreekbeurten je quasi dágelijks toe vanuit één of ander journaal. De ondertoon daarbij leek dikwijls iets als: ‘Hoe is het zover kunnen kómen?’, maar die werd, de ingebakken neutraliteit van de nieuwslezer indachtig, natuurlijk niet uitgesproken. Of iemand moest de microfoon al open laten staan. Het gebeurt, schijnt het.
Gelukkig, kon je nu tenminste denken, waren de beelden waarop je Trump eens te meer het spreekgestoelte zag verwarren met een closet slechts archiefmateriaal, en zaten ze als dusdanig verwerkt in ‘American Insurrection’. In die documentaire – ook hier stond de vraag hoe het allemaal zover is kunnen komen centraal – werd de bestorming van het Capitool gezien als de onvermijdelijke oogst van zaden die eerder al vruchtbare grond gevonden hadden. Voor de orale bemesting zorgde voornoemde spreekstalmeester vier jaar lang. De aanslag in Charlottesville van 2017, waarbij een neonazi een menigte inreed die op straat was gekomen tegen de optochten van rechtsextremisten in de stad, werd gezien als kantelpunt: Trump legde, na lang porren door mensen wie het een goed idee leek dat een president een moordpartij zou veroordelen, de schuld in beide kampen. Slechts één van die kampen, leerde je echter, leek terdege voorbereid op zulk geknok. Mogelijk rekenden ze er zelfs op. Aan de hand van de gebeurtenissen van die dag, en de vele optochten van rechtse makelij die zouden volgen, werd je aandacht gevestigd op de paramilitaire garderobe van de extremisten – vooral kogelvrije vesten leken er in zwang, en een aanvalsgeweer als leuk accessoire, met vanzelfsprekende dank aan het tweede amendement.
De stijlregels en het gedachtegoed waren dan wel homogeen, maar het volk erachter was dat niet bepaald. Veeleer was er sprake van een onoverzichtelijk kluwen aan splintergroeperingen, zelfverklaarde verzetsstrijders van eigen kweek, die bovendien de neiging hadden om na een te zeer in het oog springend opstootje al snel weer van naam en samenstelling te veranderen. Een strafblad hadden ze wel vaak gemeen, alsook één of andere militaire achtergrond. Eén groepering, blijkbaar als de dood om zelfs maar van ver in verband te worden gebracht met goede smaak, hing naast racistische hersenspinsels ook het hawaïhemd aan. Zulke ontsporingen van ironie, internetnihilisme dat overgelopen leek in de echte wereld, kwamen wel vaker voor, waardoor je evengoed de bedenking kon maken dat naast een malloot als president misschien ook wel gewoon verveling de lont in het kruit had gepropt. Sindsdien kun je ook sterven aan ándermans verveling.
Sinds het aantreden van Joe Biden lijkt het rechts extremisme weer de luwte opgezocht te hebben. ‘American Insurrection’ was daarom, denk ik, evenveel waarschuwing als documentaire. Wie niet gezien wordt, is daarom niet weg.