Televisie★★★☆☆
‘Andermans zaken’ op Eén: ‘Zalig zijn zij zonder economische vooruitzichten’
‘Jullie zitten met een cashflowprobleem,’ sprak Kamal Kharmach het noodlijdende bakkerskoppel voor hem toe met opgeheven vinger. ‘En een bedrijf gaat nóóit failliet door verlies, het gaat failliet door een slechte cashflow.’ Aan het eind van die vermaning was het vingertje gaan zwaaien. In ‘Andermans zaken’, waarin hij noodlijdende bedrijfjes redt van een ongunstige figurantenrol op de faillissementenpagina van het Staatsblad, is Kharmach immers minder komiek dan de docent bedrijfseconomie die hij toevallig ook echt is. Om dat onderscheid duidelijk te maken, zagen we Kharmach in een aula op tijd en stond de penibele financiële situatie van het echtpaar Laurens en Melissa overleggen met een kluitje studenten dat alvast erg leek uit te kijken naar een toekomst in de bedrijfseconomie. Af en toe werd je ook een blik gegund op hun notities. De vraag ‘Komt dit op het examen?’ kwam prompt in me op. Dat niemand ze luidop durfde te vragen deed me dan ook enigszins twijfelen aan het realiteitsgehalte.
De bakkerij van Laurens en Melissa leek allerminst klandizie te ontberen, maar toch vertaalde zich dat niet in een riante winst. Kharmach zakte af naar Varsenare om poolshoogte te nemen, waar bleek dat het probleem er eerder één was van een overdadig aanbod. Toen hij vernam hoeveel verschillende broodsoorten Laurens dagelijks bakte – een vijftigtal – gaf Kharmach een blik te berde die ik herkende van garagehouders die me hun etablissement zien binnenrijden: iets tussen medelijden en hoon in. Dat Laurens de hele nacht doorwerkte, zoals het warme bakkers betaamt, vond Kharmach lovenswaardig, ‘maar ik hoor bij alles ‘tsjing-tsjing-tsjing’’. Nu pas ik als consument, zoals ik ongetwijfeld gekarakteriseerd zou worden door lieden met een bul in bedrijfseconomie, wel op voor winkeliers die al te openlijk overal ‘tsjing-tsjing-tsjing’ bij horen, en bij een bakker durf ik zoiets zelfs een ronduit ongezellige kwaliteit te vinden. Onnodig te zeggen dat ik me dus nauwer betrokken voelde bij Melissa en Laurens dan wellicht de bedoeling was, en dat werd er niet beter op toen het paar vervolgens zelf rode vlaggetjes moest prikken in de koopwaar die volgens Kharmach een financiële aderlating betekenden, waaronder ook de broden die hun eigen naam droegen. ‘Dit zijn cíjfers,’ zei Kharmach met meer nadruk dan ik nog ronduit sympathiek kon vinden. ‘Ik vind niet dat je alles…’ probeerde Melissa nog, voor ze huilend uit beeld vluchtte toen ook het Frans kloosterbrood afgevlagd werd. ‘...in geld kan uitdrukken,’ denk ik dat ze wilde zeggen. Zalig zijn zij zonder economische vooruitzichten.
Afijn, na consult bij Herman Van Dender, die naast bakker en chocolatier ook hofleverancier en schermgezicht is, en me als vergelijkingsmateriaal dus een beetje bij de haren getrokken leek, en een bezoek van een financieel expert die in naam van ‘de foodcost’ op de kleintjes kwam letten, was de omzet van Laurens en Melissa weer aan de beterhand. De winst was verdrievoudigd, mede door naast het aantal broodsoorten ook te snoeien in hun werknemers en jobstudenten. Nagaan hoe het sindsdien met hún koopkracht gesteld is, daar was helaas geen tijd meer voor.