televisie★★★½☆
Axel Daeseleire had niet gelogen: ‘Klopjacht’ op Play4 is écht een spannend kat- en muisspel
De eerste minuten van ‘Klopjacht’ deden weinig goeds vermoeden: anticiperend hyperventilerend deed Axel Daeseleire het concept van zijn nieuwe programma uit de doeken. De roerige montage projecteerde wat Daeseleires toonaard suggereerde: dat ‘Klopjacht’ spannend en sensationeel zou zijn, een zee met woeste schuimkoppen. Het werd allemaal iets te parmantig aangezet, terwijl ik liever zelf bepaal wanneer ik mijn adem moet inhouden. Het betrof gelukkig slechts een valse start, want meteen daarna ontvouwde zich een heel charmant en – Daeseleire had niet gelogen – spannend programma.
Twaalf kandidaten – vijf duo’s, twee eenlingen – proberen om vierhonderd uur lang volkomen van de radar te verdwijnen, terwijl een team speurders – samen het puikje van de Belgische opsporingseenheden, beloofde Daeseleire – alle middelen inzet om de voortvluchtigen, van wie ze de naam en een foto kregen, als de wiedeweerga te vinden. Het zijn er nogal wat, die middelen: er hangen in België liefst een half miljoen camera’s waarvan de beelden door politiediensten consulteerbaar zijn, en daarnaast kunnen er getuigen en mogelijke medeplichtigen verhoord worden, gsm’s afgeluisterd, getraceerd en binnenstebuitengekeerd, en sociale mediaprofielen geparasiteerd.
De kandidaten werden onverhoeds overvallen met de mededeling dat ze aan hun vlucht mochten beginnen. Een enkeling keek even beduusd – wat nu? – maar het gros had een plan klaar zitten. Stacey en Gianni, twee West-Vlaamse politie-inspecteurs die de dark side weleens wilden verkennen, zetten de speurders bijvoorbeeld op het verkeerde been door hun gsm’s mee te sturen met een privévliegtuigje dat naar Genk vloog, maar zelf ter plaatse te blijven. Julie, een metselaar – metselares? – voor wie ik meteen de hots had, was zelfs zinnens om héél dicht bij huis te blijven. ‘Dingske van de aanslagen zat ook in Molenbeek, hè. Soms moet je ’t niet te ver zoeken.’ Salah Abdeslam, ook in West-Vlaanderen een rolmodel.
Ondertussen gaarde het speurdersteam meteen een juwelendoos aan informatie bij elkaar. Daarbij werd er soms iets te overtrokken geacteerd – de kunde en inventiviteit van die geboren speurneuzen zouden ook zonder dat gezochte drama indrukwekkend zijn. Op het einde van deze eerste aflevering werden twee mobiele interventieteams op een target afgestuurd. Of ze écht beet hadden, ja, dat zien we uiteraard volgende keer pas. De cliffhanger overleeft alle modes.
Wie dat wilde, kon z’n eigen suspension of disbelief saboteren door wat netelige praktische vraagjes voor zich uit te hummen. Is het de kandidaten toegestaan om naar het buitenland te vluchten? Zijn ze vooraf gebrieft over alle middelen die de speurders ter hunner beschikking hebben, of hebben ze dat zelf moeten uitzoeken? Maakt de cameraman of -vrouw die achter de voortvluchtigen aanholt hen niet té makkelijk herkenbaar op beelden van bewakings- en ANPR-camera’s? Krijgen speurders ook in de ware wereld zó snel een huiszoekingsbevel?
Dat werd allemaal niet duidelijk, maar ach, ik kon er net zo goed voor kiezen om helemaal méé te gaan in het programma. En zo zag ik precies dat wat de makers van ‘Klopjacht’ beoogden: een beweeglijk kat- en muisspel waarbij ik onvermijdelijk met de voortvluchtigen ging sympathiseren. Het hielp vanzelfsprekend dat ik wist dat ze geen moord of wat anders geinigs uit het strafwetboek op hun kerfstok hebben.
Een mogelijk beoogd neveneffect van ‘Klopjacht’ is dat de kijker gaat nadenken over het spanningsveld tussen de privacy van de burger en de noodzaak om boeven te klissen. Een belangrijk debat, zeker, maar ik kan het niet helpen: ik speel liever Cluedo dan naar ‘Terzake’ te kijken.