'Viva la Feta'
Bart De Wever: ‘Ik heb lang een depressie gehad en heb meer dan eens gedacht: ‘Ik kan er maar beter uitstappen”
Bart De Wever was deze week de Bekende Toerist bij Otto-Jan en Jani in ‘Viva la Feta’ en de Griekse zon inspireerde hem tot enkele persoonlijke ontboezemingen. Zo sprak hij over de heel hechte, maar te weinig onder woorden gebrachte band met zijn ouders, een onderwerp waar hij voor zijn ‘Wonderjaren’ in Humo ook uitgebreid in graafde: ‘Elk jaar met Kerstmis zegt mijn moeder tegen mij: ‘Jij bent nog veel erger dan je vader.’ Ze heeft gelijk: ik ben voor mijn kinderen nóg afweziger dan mijn vader voor mij.’
De Wonderjaren van Bart De Wever spelen zich af in Kontich-Kazerne. Terwijl zijn klasgenootjes voetbalden, ravotten en achter de meisjes zaten, las de jonge Bart op zijn kamertje boeken over Julius Caesar. Op school discussieerde hij met de leraars over de plaatsing van de kernraketten – Bart was vóór. Hij, de zoon van een overtuigd Vlaams-nationalist die meer op vergaderingen dan thuis zat, zwoer de dure eed dat hij nooit ofte nimmer in de politiek zou stappen. Tien jaar later deed hij het toch.
BART DE WEVER «In mijn vroegste herinnering zit ik in het tweede of derde kleuterklasje. Op school hadden we een moestuintje, waar rabarber werd gekweekt om pap van te maken. Een ander jongetje had daar een regenworm uit de grond getrokken. Om de meisjes te imponeren, hield hij die tien centimeter boven zijn opengesperde mond, liet hem erin vallen en slikte hem door. Ik weet nog dat ik een mengeling van walging en bewondering voelde voor zoveel showmanship.
»Uit die episode heb ik besloten dat ik a) niet in de wieg gelegd ben voor fysieke hoogstandjes, en b) niet goed ben in het imponeren van meisjes. Dat is meer dan dertig jaar later nog altijd een correcte analyse (lacht).»
HUMO Wat was u voor een kind?
DE WEVER «Braaf, grijs en onopvallend. Mijn moeder vertelt nog altijd graag dat ze ‘nooit last met me heeft gehad’. Ik was de derde van drie, en mijn oudere broer en zus waren heel wat lastiger. Mijn zus was een enorm rebelse puber. Ze is een paar keer van huis weggelopen en ze heeft ook met softdrugs geëxperimenteerd. Aan mij is dat allemaal voorbijgegaan. Ik heb nooit de behoefte gevoeld om mij tegen wat dan ook af te zetten, en ik hoefde me ook niet zo nodig opvallend te kleden of te gedragen.»
HUMO Tienerrages gingen aan u voorbij?
DE WEVER «Het bleef allemaal heel onschuldig. Ik ben van 1970, en als jongen van vijftien, zestien heb ik het einde van de new wave en het begin van het snobisme meegemaakt. Ik heb met een Vespa rondgereden, gekleed in een polo van Lacoste en een dure jas.
»Mijn ouders waren blij dat het dát maar was – mijn zus stak in die periode wel wat andere dingen uit... Ze moesten wel opdraaien voor de dure merkkleren die ik per se wou dragen, maar liever dat dan nog een punker erbij. Of een soort hippie, zoals mijn broer (Bruno De Wever, professor geschiedenis in Gent, red.). Die is elf jaar ouder dan ik, en met hem hebben mijn ouders ook afgezien. Hij had haar tot op zijn achterwerk en trok er vaak op uit in het buitenland – inclusief het toenmalige Oostblok, trouwens. Op die zwerftochten liep hij geregeld soortgenoten tegen het lijf, en die gaf hij ons adres in Kontich, met de vermelding dat ze ‘daar altijd welkom waren’. Met als gevolg dat er af en toe Jesus People en andere rare vogels voor onze deur stonden.»
HUMO Hoe reageerden uw ouders daarop?
DE WEVER «O, die lieten die mensen allemaal binnen. Typisch mijn vader: de gastvrijheid in persoon. Mijn moeder was minder enthousiast maar liet begaan, zelfs al was het soms een heuse overrompeling. Ik weet nog dat er op een dag wel tien Duitsers voor de deur stonden, terwijl mijn broer nota bene zelf nog in het buitenland zat. Mijn vader zei: ‘Kein Problem. Kommen Sie rein!’ Hij heeft ze allemaal te slapen gelegd. In mijn kamer lagen er drie of vier, terwijl ik op een luchtmatras in de living moest slapen. Ik heb de hele nacht wakker gelegen, omdat ik al mijn Playmobil bij die Duitsers had moeten achterlaten en bang was dat ze iets zouden kapotmaken. Of stelen!
»Dat soort toestanden hebben mijn ouders met mij nooit meegemaakt. Ook niet toen ik begon uit te gaan: ik was meestal netjes op tijd thuis. Mijn zus was het type dat af en toe vrijdagavond de deur achter zich dichttrok en pas maandagochtend weer thuiskwam. Mijn vader is haar dikwijls moeten gaan zoeken in het soort cafés waarvan een vader niet graag heeft dat zijn dochter ze frequenteert.
»Ik wil maar zeggen: ik denk dat ik voor mijn ouders toch wel een verademing was.»
HUMO Had u een goed contact met uw broer en zus?
DE WEVER «Wij hebben nooit zo’n sterke band gehad. Met mijn broer was het leeftijdsverschil gewoon te groot. Toen ik negen was, ging hij op kot in Gent. Ik kan me niet herinneren dat wij ooit samen dingen hebben gedaan. Met mijn zus ging ik af en toe nog eens naar de film of zo, maar zij was een meisje en ik een jongen. Bovendien was ze drie jaar ouder: dat is véél voor een kind, zeker omdat meisjes sowieso sneller rijp zijn.»
HUMO Als ik u goed begrijp, waren uw ouders de enige gezinsleden met wie u veel contact had?
DE WEVER (laconiek) «O nee, die zag ik ook niet veel. Mijn vader was zelden thuis. Niet omdat hij zo hard werkte, maar omdat hij het als zijn persoonlijke levenstaak beschouwde om de Vlaamse zaak uit te dragen van De Panne tot Maasmechelen. Daar ging al zijn vrije tijd naartoe.
»En wanneer hij dan toch eens thuis was, hield hij zich niet met ons bezig. Dat zat gewoon niet in hem. Hij was niet het soort vader dat met zijn kinderen ravot of ze verhaaltjes voorleest. Dat heeft hij op het einde van zijn leven wel beseft, maar hij heeft het nooit tegen ons uitgesproken. Wél tegen een wildvreemde – ook dat vond ik typisch. Hij is in 1996 gestorven, en na zijn dood heb ik tussen zijn paperassen een brief gevonden aan één of andere mens die hij amper kende, waarin hij schreef dat hij ‘nauwelijks in het leven van zijn kinderen had gedeeld’, en dat hij zich daar scherp van bewust was.
»Ik heb lang gedacht: ‘Als ik zelf ooit kinderen heb, mag ik die fout zeker niet maken.’ Maar elk jaar met Kerstmis zegt mijn moeder tegen mij: ‘Jij bent nog veel erger dan je vader.’ Ze heeft gelijk: ik ben voor mijn kinderen nóg afweziger dan mijn vader voor mij.»
HUMO Maar ook met uw moeder had u dus weinig contact?
DE WEVER «Dat kwam doordat ze een eigen krantenwinkel had. Da’s werken van zes uur ’s morgens tot zeven uur ’s avonds. Als ik thuiskwam van school, werd ik opgevangen door een oudere dame uit de buurt, een vriendin van de familie. Zij kookte voor mij en stopte me in bed. Eigenlijk zag ik mijn ouders alleen tijdens de vakanties.»
KETEL MET TOVERDRANK
HUMO Uw vader, Rik De Wever, mag dan niet met u geravot hebben en u geen verhaaltjes hebben voorgelezen, zijn politieke overtuiging heeft hij wel op u overgedragen.
DE WEVER «Dat is zo, maar toch is er een fundamenteel verschil. Voor mijn vader was het Vlaams-nationalisme in de eerste plaats een emotionele zaak. Zijn vader, mijn opa dus, werd na de Tweede Wereldoorlog beschuldigd van collaboratie en heeft enkele maanden gevangen gezeten. Hij had niet actief gecollaboreerd, maar hij was bestuurslid geweest van het VNV in Mortsel, en in de ogen van het verzet – of wie zich zo voordeed – was iedere VNV’er verdacht, zeker in de begindagen van de repressie.
»Vóór de oorlog was hij hoofdonderwijzer geweest in Mortsel, maar toen hij uit de gevangenis kwam, moest hij een tijdlang uit pure noodzaak van deur tot deur gaan leuren. Voor zo’n trotse man moet dat verschrikkelijk zijn geweest. Het had ook gevolgen voor zijn zes kinderen: opeens viel de kostwinner uit dat gezin weg, en dat beperkte de kansen. Mijn vader heeft bijvoorbeeld nooit kunnen studeren.
»Mijn vader is zijn vader verschillende keren gaan opzoeken toen die in de gevangenis zat. Die ervaring heeft hem diep geraakt. Door wat hem en zijn familie was overkomen, heeft hij een diepe haat tegen België ontwikkeld. Dat land heeft hij zijn hele leven als een vijandige entiteit beschouwd. »Ik ben vooral uit rationele overwegingen Vlaams-nationalist. Ik vind dat België een mislukte natiestaat is, en dat het aantoonbaar verstandiger en efficiënter zou zijn als Vlaanderen een lidstaat van Europa wordt. Ik voel mezelf een Vlaams patriot, maar ik heb totaal geen voeling met het pathos dat rond de Vlaamse zaak hangt.»
HUMO Was uw vader een autoritair man?
DE WEVER «Integendeel, hij was zeer charmant en zachtaardig. Hij drong zijn ideeën ook niet op. Hij discussieerde wel met ons, maar hij liet ons in alle vrijheid onze eigen weg zoeken. Mijn broer was in zijn hippieachtige jaren niet bepaald een toonbeeld van Vlaams-nationalisme: veel vrienden van mijn vader zullen dat met ontzetting hebben aangezien, maar mijn vader heeft hem altijd laten doen. En mij heeft hij als kleine jongen wel naar het VNJ (Vlaams Nationaal Jeugdverbond, red.) gestuurd, maar hij deed niet moeilijk toen ik daar een paar jaar later niet meer heen wou – jeugdbewegingen lagen me gewoon niet.»
HUMO Nam hij u vaak mee naar Vlaams-nationalistische bijeenkomsten en manifestaties?
DE WEVER «Váák? Altijd. Wij gingen trouw naar de IJzerbedevaart, het Vlaams Nationaal Zangfeest, bijeenkomsten van de Volksunie en alle mogelijke manifestaties, bijeenkomsten en protestmarsen voor de Vlaamse zaak. »Buitenstaanders beoordelen het Vlaams-nationalisme dikwijls op een aantal ranzige verschijningsvormen die er ter rechterzijde rondhangen, of op romantische randaspecten als het vlagvertoon. Maar ik voelde me thuis in dat milieu, in die subcultuur zeg maar. Als je daarin ben opgegroeid, vind je dat niet vreemd of extreem. Pas later, toen ik de jaren des onderscheids had bereikt, nam ik niet meer zomaar alles aan wat me werd voorgehouden. In volle puberteit verwierp ik zelfs alles waar mijn ouders voor stonden. Ik denk dat ieder kind die fase doormaakt. »Na mijn puberteit heb ik voor mezelf een synthese gemaakt: wat ik waardevol vond uit mijn opvoeding heb ik behouden, en dat heb ik aangevuld met mijn eigen inzichten en overtuigingen. Ik heb de fundamenten van mijn vaders ideeën overgenomen, maar ik heb er een andere maatschappelijke invulling aan gegeven.
»Mijn broer heeft een andere keuze gemaakt: hij heeft zich afgekeerd van het Vlaams-nationalisme. Dat komt, denk ik, omdat hij zoveel jaar ouder is. Toen Bruno klein was, waren mijn vaders ideeën nog veel radicaler. Bruno is bijvoorbeeld lid geweest van het AVNJ (Algemeen Vlaams Nationaal Jeugdverbond, red.), een ultrarechtse afscheuring van het VNJ. Hij heeft ooit tegen mij gezegd: ‘Ik ben net als Obelix in de ketel met toverdrank gevallen. Ik heb voor de rest van mijn leven genoeg gehad.’»
HUMO Deelde uw moeder de politieke overtuiging van haar man?
DE WEVER «Ze is een overtuigd Vlaams-nationaliste, maar voor haar lag de klemtoon minder op het ideologische en meer op het sociale. Ze engageerde zich in het verenigingsleven, en dat doet ze nog steeds. Ze is lid van de NVA, van het Davidsfonds en van een heleboel andere verenigingen. Ze komt graag onder de mensen. Ze probeert iedereen altijd een goed gevoel te geven. »Moeder was de verzoener in ons gezin. Als we met Kerstmis of Nieuwjaar met z’n allen aan tafel zaten en er barstte weer eens een testosteronclash los, dan zette zij de kalkoen op tafel met de woorden: ‘Jongens, genoeg gebakkeleid.’ En dan begonnen we te eten.»
HUMO Ging het er zo hevig aan toe, ja?
DE WEVER «Normale discussies eindigden dikwijls in hoogoplopende ruzies. Zo gaat het overal, zeker? Alleen ruziën ze in andere gezinnen over de vraag wat de beste voetbalploeg is.
»Meestal botste het tussen mijn vader en mijn broer, omdat die het zo totaal oneens waren over de Vlaamse zaak – over de meeste dingen, eigenlijk. Mijn vader klampte zich vast aan de romantiek van dat Vlaamse verleden, terwijl mijn broer, als wetenschapper, vastgeroeste visies ter discussie stelde. Dat raakte mijn vader in zijn fundamenten. Dat was erg pijnlijk voor hem. »Ik zat daar als de benjamin tussen, maar daarom hield ik mijn mond nog niet. Soms koos ik partij voor mijn vader, en soms voor mijn broer – ik joeg ze afwisselend op stang. Soms veranderde ik tijdens een discussie zelfs een paar keer van kamp, kwestie van de spanning erin te houden (lacht).»
HUMO Werden die ruzies makkelijk weer bijgelegd?
DE WEVER «Er bleef toch zelden iets hangen. Het deed mijn vader wel verdriet dat zijn zonen zijn overtuigingen niet deelden, maar hij was ook trots dat wij voor onze mening durfden uit te komen.»
WAALSE BROEDERS
HUMO Zou u zeggen dat u bent opgegroeid in een warm gezin? Werd er veel geknuffeld bij u thuis?
DE WEVER «Onze ouders zagen ons graag, maar ik kan me niet herinneren dat ze mij ooit geknuffeld of gekust hebben. Dat werd gewoon niet gedaan. Dat trekje hebben ze aan mij doorgegeven: ik hou er niet van als mensen mij zomaar aanraken. Maar mijn eigen kinderen knuffel ik zoveel mogelijk. Ik wil niet dat ze mijn remmingen op dat vlak meekrijgen.»
HUMO Hadden uw ouders een goed huwelijk?
DE WEVER «Ze hebben samen drie kinderen grootgebracht, en ze zijn tot mijn vaders dood bij elkaar gebleven. Ze hebben goeie en minder goeie periodes gekend, maar zo zal het in de meeste huwelijken wel gaan.
»Mijn ouders hebben het nooit makkelijk gehad. Ze kwamen niet uit een rijke familie, en ze hebben hun hele leven keihard moeten werken. Wij waren niet arm, maar in vergelijking met mijn klasgenoten in het college stonden wij onderaan de ladder. Als mijn ouders naar het oudercontact kwamen, stond hun Lada voor de schoolpoort tussen allemaal BMW’s en Mercedessen geparkeerd. Daar werd ik nadien door mijn klasgenoten wekenlang mee uitgelachen, maar daar trok ik me niks van aan. Ik was – en ben – niet snel onder de indruk van mensen die mij proberen te kleineren.»
HUMO Uw vader is altijd spoorwegarbeider geweest. Deed hij zijn job graag?
DE WEVER «Hij leefde niet voor de spoorwegen, laat ik het zo zeggen. Hij klopte er zijn uren en verdiende er zijn boterham, maar veel plezier had hij niet aan zijn job. Hij leefde voor zijn activiteiten naast zijn werk. Er was zijn engagement voor de Vlaamse zaak, maar hij had ook constant nieuwe hobby’s en interesses. Daar stortte hij zich dan op met een soort manische bezetenheid, maar het bleef nooit lang duren. Zijn laatste bevlieging, kort voor zijn dood, was Oekraïne. Hij was toevallig eens in dat land verzeild geraakt en had er veel mensen leren kennen. »Hij legde heel makkelijk contact, zelfs met wildvreemden. Op zijn begrafenis waren er meer dan zevenhonderd mensen: toch wel veel voor iemand die nooit een publiek ambt heeft bekleed. Hij was overal graag gezien, ik denk niet dat hij vijf vijanden heeft gehad. Hij had zijn overtuigingen, maar hij had respect voor wie er anders over dacht.
»Mijn broer heeft zijn legerdienst gedaan in Duitsland, en daar had hij een paar Waalse vrienden gemaakt die hij af en toe mee naar huis nam. Voor mijn vader waren dat hoogdagen! Dan hing hij een reusachtige Vlaamse leeuw aan de voorgevel en stond hij de vrienden van zijn zoon met open armen op te wachten: ‘Frères wallons! Soyez les bienvenus!’ Want gevoel voor humor had hij ook. Het leven had hem niet gespaard, maar hij weigerde zich een slachtoffer te voelen. Vlaams-nationalisten hebben de reputatie dat ze verzuurde types zijn, maar dat gold absoluut niet voor mijn vader.»
HUMO In een vorig interview noemde u zijn dood een ‘ijkpunt’ in uw leven. Hoe bedoelde u dat?
DE WEVER «Ik zie het zo: ik heb een leven vóór en een leven ná de dood van mijn vader. Hij is gestorven aan longkanker toen ik 25 was – ik was net afgestudeerd. Voor mij was dat een zware klap. »Ik heb hem sindsdien erg gemist, vooral op de grote momenten: toen ik kinderen kreeg, toen mijn politieke carrière uit de startblokken schoot. Ik denk dat hij ontzettend trots zou zijn geweest dat zijn jongste zoon nu de voorman van zijn eigen politieke familie is.»
GRIZZLY
HUMO Op wie van uw ouders lijkt u het meest?
DE WEVER «Fysiek ben ik sprekend mijn vader. Mijn grootvader was een grizzlybeer, mijn vader was een grizzlybeer, en ik ben een grizzlybeer – onze genen hebben ons géén cadeaus gedaan (lacht). Mijn karakter heb ik van mijn moeder. Mijn vader was impulsief en avontuurlijk; mijn moeder en ik zijn veel meer berekend. Ik houd mijn zaken goed op orde. Mijn vader was niet geïnteresseerd in organisatie, en hij kon ook niet met geld omgaan. Wij hadden niet veel geld, maar wat er was hield mijn moeder zorgvuldig in het oog, anders gaf mijn vader het allemaal uit. Dat zorgde weleens voor spanningen.
»Het was ook nooit genoeg voor hem. Hij was lid van tientallen verenigingen, en vaak zat hij ook nog eens in het bestuur, maar er kon er altijd nog wel eentje bij. Op den duur was hij nooit meer thuis. Ook daar had mijn moeder het soms moeilijk mee.»
HUMO Wat verwijt u uw ouders? Waarin zijn ze volgens u tekortgeschoten?
DE WEVER «Ach, mijn vader was er weinig voor ons, maar eigenlijk heb ik daar nooit veel last van gehad. Ik weet simpelweg niet hoe het is om een vader te hebben die veel thuis is. Bovendien zou het nogal hypocriet zijn om mijn vader iets te verwijten waar ik me zelf ook aan bezondig.
»Het is misschien niet prettig om afwezige ouders te hebben, maar het omgekeerde lijkt me nog erger. Ik heb het meegemaakt dat studiegenoten aan de universiteit naar de prof gingen om het onderwerp van hun thesis vast te leggen, samen met hun moeder. Dan ben ik blij dat mijn ouders iets minder aanwezig waren.»
HUMO En omgekeerd: wat hebben uw ouders u bijgebracht?
DE WEVER «De noodzaak van engagement. Wie zich niet inzet voor de goeie zaak, is als mens niet volledig: dat heb ik met de paplepel binnengekregen.
»Pas toen ik naar de humaniora ging, heb ik ontdekt dat ik daarin een uitzondering was. Mijn klasgenoten bleken totaal niet geëngageerd te zijn. Dat was een schok, moet ik zeggen: het plotse besef dat je een outsider bent, dat je er niet bij hoort. De andere jongens waren geïnteresseerd in voetbal, niet in wat er in de samenleving gebeurde. Bij mij was het net andersom. Maar ik kon ook niet voetballen, misschien had het daar ook wel mee te maken (lacht).
»Tijdens klassikale discussies ventileerde ik altijd uitgesproken meningen, over van alles en nog wat. Daardoor kreeg ik zelfs een bijnaam, alsof ik een leraar was: ‘de fi losoof’. Ronald Reagan wilde kernraketten stationeren in België: dat was hét grote discussiepunt in die jaren. Ik was een grote Reagan-fan, en ik was vóór die raketten. Ik plakte stickers met politieke leuzes op mijn boekentas, en één van mijn favoriete leuzes was: ‘Liever een raket in mijn tuin dan een Rus in mijn keuken.’ (Glimlacht) Dat joeg nogal wat mensen op de kast, moet ik zeggen.
»Nu, om eerlijk te zijn: dat iedereen ergens tégen was, was voor mij voldoende om ervóór te zijn. Dat tegendraadse zit in mij. Ik vond niks plezieriger dan een standpunt te verdedigen waar ik en ik alleen achter stond. Ik kon dat ook: ik had de argumenten, én ik was heel verbaal. En het liefst ging ik in discussie met leraars die zichzelf links en progressief noemden.»
HUMO (lichtjes onthutst) Had u veel vrienden?
DE WEVER «Ik had een paar goede vrienden, maar ik was niet populair. Tegenwoordig zouden ze zeggen dat ik buiten de groep viel. Dan ga je verdedigingsmechanismen ontwikkelen, en in mijn geval was dat bijtende humor. Daar konden de meeste jongens niet om lachen, hoor, zeker niet als ik in vorm was. En de meeste leraars nog minder (lacht smakelijk).
»(Trots) Ik mag wel zeggen dat ik niemand onberoerd liet. Je was voor of tegen mij.»
HUMO Wat deed u in uw vrije tijd? Had u hobby’s?
DE WEVER «Ik las veel. Vooral geschiedenisboeken. Ik was gefascineerd door het Romeinse Rijk, en met name door Julius Caesar. In mijn ogen is dat de grootste historische figuur aller tijden. Die man was zo onwaarschijnlijk veelzijdig: leider, militair, politicus, redenaar... Hij is één van de weinige mensen die ik oprecht bewonder, ook al is hij al – even natellen – 2053 jaar dood.»
POLITIEK: DAT NOOIT!
HUMO Droomde u toen al van een politieke carrière?
DE WEVER «Nee, toch zeker niet als beroepspoliticus. Die stonden bij mijn vader niet hoog aangeschreven, en dan druk ik me voorzichtig uit. Politiek bedrijven, als engagement, dat vond hij een eerzame bezigheid. Maar als je daar geld mee ging verdienen, werd het onzuiver. Dat was vooral wat mijn vader de Volksunie verweet toen die in de jaren zeventig als harde oppositiepartij opeens in de regering stapte. Hugo Schiltz, in zijn ogen was dat een verrader!
»Later, toen ik geschiedenis studeerde aan de universiteit, heb ik veel persoonlijke correspondentie van politici uit de jaren vijftig en zestig bestudeerd. Als je die brieven leest, dringt het pas echt tot je door wat een bikkelharde stiel het toch is: een broeinest van haat, nijd en afgunst. Politici zouden elkaar de kop inslaan om een paar stemmen te winnen. Toen heb ik voor mezelf gezworen: ik maak nooit mijn beroep van de politiek.
»Nu zal de aandachtige lezer opmerken dat ik mijn dure eed blijkbaar toch gebroken heb, en dat is natuurlijk ook zo. Een jaar of tien later ben ik tóch in de politiek gegaan, tegen beter weten in. Sindsdien heb ik gemerkt dat het inderdaad een keiharde business is, waar men ongegeneerd messen in elkaars rug steekt, maar dat ik het ondanks alles doodgraag doe. Het is een passie, en ik voel me bevoorrecht dat ik van mijn passie mijn beroep heb kunnen maken.
»Als ik terugkijk op mijn jeugd, zie ik dat ik toen al een politiek beest was, al besefte ik het niet. Ik speelde graag gezelschapsspelletjes, maar alleen als er competitie en strategisch inzicht bij kwam kijken: ‘Wat heb ik, en hoe kan ik dat het beste inzetten om vooruit te komen?’ Ik denk bijvoorbeeld aan Risk, maar ook aan schaken en kaarten. Die vraag stel ik me als politicus haast elke dag.»
ZELFMOORDGEDACHTEN
HUMO Aan welke periode uit uw jeugd houdt u de vervelendste herinneringen over?
DE WEVER «Rond mijn zestiende begon ik last te krijgen van wat welzijnswerkers een slecht zelfbeeld noemen. Ik had het idee dat ik niet was wie ik wilde zijn, dat ik een moeilijk karakter had, dat ik niet knap was, dat ik in het verkeerde gezin was geboren, dat ik niet veel kon en nooit iets zou bereiken... Dat heeft vrij lang op me gehangen, zeker drie of vier jaar. Op zich was dat niet zo erg – ik denk dat iedere puber door zo’n periode gaat – maar bij mij was het laat begonnen en sleepte het ook langer aan. Tijdens mijn eerste twee jaar aan de universiteit bracht ik er niks van terecht; het heeft weinig gescheeld of ik was gaan werken. Ik heb net op tijd de juiste afrit gevonden en mezelf herpakt.
»Achteraf kan ik alleen maar besluiten dat ik toen een tijdlang een depressie heb gehad, gecombineerd met een uitgesproken minderwaardigheidsgevoel. Ik had er alle symptomen van: ik voerde geen klop uit, ik had geen fut meer, ik had het gevoel alsof ik mezelf vastgereden had. Gelukkig kon ik terugvallen op een paar goede vrienden. Niet dat ik met die jongens openlijk over mijn gevoelens praatte, maar ik kon me optrekken aan hun gezelschap. Zonder hen was het misschien wel slecht met mij afgelopen, want ik heb meer dan eens gedacht: ‘Ik kan er maar beter uitstappen.’ Sinds kort weet ik dat iemand met een depressie de bodem van de put heeft bereikt als hij zelfmoordgedachten heeft: ik heb dus wel degelijk op de bodem van de put gezeten.
»Het rare is: die depressieve gevoelens zijn even snel en onverklaarbaar verdwenen als ze gekomen waren. Op een dag begon de zon weer te schijnen, en sindsdien is mijn leven vrij goed in balans.
»Ik moet wel zeggen dat ik de laatste tijd met enige bezorgdheid naar mijn oudste zoon kijk. Hij is nu zeven, en ik herken mezelf op die leeftijd: hij is heel erg georiënteerd op zichzelf en zijn eigen geestelijke wereld. Ik ben bang dat hij straks als puber dezelfde problemen zal krijgen als ik destijds. Hij is een outsider on the inside: hij heeft wel vriendjes, maar hij blijft toch een buitenbeentje. Net zoals ik in mijn jeugd.»
HUMO Voelt u zich nu nog een outsider on the inside?
DE WEVER «Nee, daar heb ik volledig komaf mee gemaakt. Ik ben veel socialer geworden. Anders had ik ook nooit kunnen bereiken wat ik bereikt heb. Politiek is people business. Als politicus zijn er een heleboel mensen die je maar oppervlakkig ontmoet, maar met wie je wél onmiddellijk een klik moet kunnen maken.
»Dat heb ik geleerd tijdens mijn laatste jaren aan de universiteit, nadat ik uit die diepe put was geklommen. Op één of andere manier ben ik er toen in geslaagd om mijn karakter bij te sturen. Ik heb mijn schild laten zakken, het schild van spot en cynisme dat ik gebruikte om me te verdedigen, maar vooral ook om anderen mee aan te vallen. In mijn puberteit was mijn levensmotto: j’énerve, donc je suis. Het zal sommige mensen verwonderen (lachje), maar dat is niet langer het geval.»
VADER BART
HUMO We zouden het haast vergeten: wanneer deden de meisjes hun intrede in uw Wonderjaren?
DE WEVER «Vrij laat: eigenlijk pas echt toen die depressieve periode voorbij was. Toen stond ik daar pas voor open.
»U moet weten: ik heb nog op een traditioneel college gezeten, met alleen maar jongens. Meisjes waren wezens van een andere planeet: af en toe kwamen zij giechelend voorbijgefietst, maar verder vertoonden zij zich niet. Het heeft lang geduurd voor ik echt met meisjes in contact kwam. Toen ik mijn eerste lief had, ging ik al naar de universiteit. Maar dat heeft maar een paar weken geduurd. Ik denk dat ik vooral een lief wou hebben: wie dat lief was en hoe ze eruitzag had minder belang. En met de opvolgsters van dat eerste lief duurde het ook nooit lang. Ik pakte het totaal verkeerd aan: ik gedroeg me aanstellerig en deed me stoerder voor dan ik was. Uit onzekerheid.
»Mijn eerste serieuze relatie had ik pas toen ik al bijna was afgestudeerd. Toen waren alle muizenissen uit mijn hoofd verdwenen en kon ik mezelf zijn. Het klinkt wat melig, maar toen ik mezelf had gevonden, vond ik het opeens ook veel makkelijker om een ander te vinden.»
HUMO Inmiddels bent u getrouwd en hebt u vier kinderen. Wat probeert u hen bij te brengen?
DE WEVER «Traditionele waarden: respect, verdraagzaamheid, verantwoordelijkheid en solidariteit. We proberen hen ook het belang te laten inzien van de gemeenschap waarin ze leven. Daarom gaan ze bijvoorbeeld naar de muziekschool en de jeugdbeweging. En één keer per maand gaan we met het hele gezin naar de gezinsviering in onze parochiekerk. Ik ben niet gelovig, maar ik ben ook niet antichristelijk, zoals veel mensen van linkse signatuur. Voor mij zijn die gezinsvieringen een manier om onze kinderen te socialiseren, ze te integreren in de plaatselijke gemeenschap. En integratie, dat vinden we toch allemaal belangrijk, nietwaar.
»Ik probeer ze wel een vorm van spiritualiteit bij te brengen. Ik wil dat ze beseffen dat het leven meer is dan consumeren alleen. Samenleven heeft iets sacraals, iets dat mensen de kans geeft om hun individualiteit te overstijgen en elkaar op te tillen.»
HUMO Johan Vande Lanotte zei ooit in Humo: ‘Wie denkt dat hij zowel een goed politicus als een goede vader kan zijn, vergist zich.’
DE WEVER «Hij heeft gelijk. Ik ben te veel met politiek bezig om een goede vader te kunnen zijn. In de praktijk regelt Veerle thuis alles. In dat opzicht zijn wij een zeer traditioneel gezin: ik ga uit werken, en mijn vrouw zorgt voor de kinderen en het huishouden. De voorbije zes maanden ben ik welgeteld drie avonden thuis geweest, de weekends niet meegeteld. Drie! Dat is hetzelfde als niks. Ik ben er nooit om samen met de kinderen te eten of hen in bed te stoppen.»
HUMO Vinden ze dat erg?
DE WEVER «Dat weet ik niet. Ze hebben natuurlijk ook nooit anders geweten... Maar ík vind het erg. Het pijnlijkste is: je hebt je kinderen iets beloofd – dat je erbij zult zijn als ze, ik zeg maar wat, hun zwembrevet halen – en op het laatste nippertje komt er iets tussen. De teleurstelling die je dan op die gezichtjes ziet: hartverscheurend! Ik kan u verzekeren: dat beeld staat de rest van de dag op je netvlies gebránd.
»Ik besef dat ik dat ooit als een boemerang in mijn gezicht zal krijgen, mét interest. Er komt een tijd dat mijn kinderen mij níét meer mee vragen. Of dat ze mij zelfs niet meer zullen aanvaarden of tolereren. Dat heb ik tijdens mijn puberteit zelf meegemaakt met mijn vader. Ik heb hem ooit letterlijk gezegd: ‘Hoe zou jij nu kunnen weten wie ik ben? Je kent mij niet!’ Als ik doorga zoals ik nu bezig ben, zullen mijn kinderen mij dat op een dag ook in het gezicht smijten. En ik weet nu al dat dat heel hard zal aankomen.»
HUMO Was u graag in deze tijd jong geweest?
DE WEVER «Die vraag heb ik mezelf al dikwijls gesteld. Ik weet het niet. Jongeren hebben veel meer mogelijkheden dan vroeger, maar de maatschappij is ook een stuk sneller en harder geworden. Wie méé is, krijgt kansen waar wij destijds alleen maar van konden dromen. Maar wie niet mee is, die valt in de gracht. De kloof tussen de haves en de havenots wordt groter en groter.
»Het meest perverse gevolg zijn spree killers, seriemoordenaars als Kim De Gelder en Hans Van Themsche. Ze vallen uit de boot, ze hebben het gevoel dat niemand hen ziet staan, en om te tonen dat ze toch iets waard zijn, dat ze relevant zijn, moorden ze tijdens één dolle actie zoveel mogelijk mensen uit. Dat is een typisch fenomeen van deze tijd. Dat je jonge mensen hebt die denken: ‘Ik ben niet mee, en ik zal nooit mee zijn. Dit is het einde van de wereld.’ »Ik pleit voor een beschavingsoffensief. We moeten opnieuw durven zeggen: ‘Dit is goed en dit is fout.’ We moeten jonge mensen ook leren om hun capaciteiten beter in te schatten, want dat is de basis voor een gelukkig leven. Wie weinig capaciteiten heeft maar ze goed kent, kan veel gelukkiger worden dan wie veel capaciteiten heeft maar ze niet kan inschatten. Dat is volgens mij de belangrijkste taak van ouders en opvoeders, zeker in deze tijd: kinderen helpen hun talenten goed in te schatten en die volop te ontwikkelen. Zo verklein je de kans dat we nog meer Kim De Gelders of Hans Van Themsches krijgen.»
(Verschenen in Humo op 28 april 2009)
NU OP HUMO.BE
Tom Boonen en co over de gevaren van de koers: ‘Het is de gevaarlijkste sport ter wereld’
Het einde van de ‘Cooke & Verhulst Show’: ‘Ik denk echt dat James eerder dan ik zal sterven’