televisie★½☆☆☆
‘Black-out’ op Eén: ‘Slecht geschreven, slecht geacteerd en slecht opgebouwd’
Een nationale ramp legt het openbare leven in België plat, maar de bevolking moet het op haar eentje zien te rooien omdat de machthebbers enkel aan zichzelf en aan politieke spelletjes denken. De Vlaamse thrillerserie ‘Black-out’ mag dan slecht geschreven, slecht geacteerd en slecht opgebouwd zijn, met de herkenbaarheid zit het goed.
Spoiler alert: deze recensie verklapt enkele plotwendingen uit het begin van ‘Black-out’.
Het land wordt in de reeks niet getroffen door een pandemie maar door de sabotage van een kerncentrale, waardoor iedereen zonder elektriciteit komt te zitten. Net voor de lichten doven ontvangt premier Annemie Hillebrand op haar gsm een foto van haar geknevelde dochter en de boodschap dat zij het zal moeten bekopen als de stroom weer aangaat. Voor Hillebrand zit er weinig anders op dan om de black-out te rekken, terwijl Michael Dendoncker, hoofd van de dienst antiterrorisme, nagaat wie er achter de sabotage en ontvoering zit. Van haar collega’s hoeft Hillebrand weinig hulp te verwachten, en al zeker niet van Erwin Jacobs, voorzitter van haar coalitiepartner. Jacobs is, in tegenstelling tot Hillebrand, geen voorstander van de kernuitstap die de regeringspartijen hebben afgesproken en vindt de storing het ideale moment om de bevolking te tonen hoe belangrijk kernenergie is.
Dat je een sabotage in een centrale - een waarbij het personeel dan nog geholpen heeft - wil aangrijpen om de voordelen van kernenergie te promoten, is een beetje alsof je tijdens de dioxinecrisis een campagne zou lanceren om elke dag een ei te eten. Maar Jacobs is geen man van de harde logica: de toppoliticus houdt de eerste avond van de black-out zelfs gewoon een gezellig buurtfeest bij hem thuis, in plaats van op zijn minst te doen alsof hij hard meewerkt aan een oplossing voor de crisis. Er zitten wel meer vreemde politieke kronkels in de serie: zo blijkt al snel dat de sabotage het werk was van enkele extremisten die zichzelf Groen-Rechts noemen en die tegen kernenergie én de multiculturele maatschappij zijn, een combinatie die vandaag even natuurlijk is als de gelaatskleur van Donald Trump.
‘Black-out’ zet vooral in op actie en spanning, en dan moet je er de soms vreemde plotlijnen bij nemen. Dat was in ‘Bodyguard’ of ‘24’, twee series waar de makers goed naar gekeken hebben, tenslotte niet anders. Kwalijker is dat de reeks ook gebukt gaat onder bijzonder slappe dialogen, waardoor veel scènes onwillekeurig op de lachspieren gaan werken. Bij de eerste crisisvergadering, in een zwaarbeveiligde kelder, ontstaat bijvoorbeeld een discussie onder ministers over de boodschap die ze aan de bevolking moeten overbrengen. De een vindt dat ‘iedereen maar zijn plan moet trekken’, want ‘ge kunt toch naar het buitenland om inkopen te doen of geld af te halen?’ Waarop een ander opwerpt dat ‘ze dat bij Unizo niet graag zullen horen’. De middenstand regeert het land, ook tijdens een black-out.
De acteurs, nochtans allemaal mensen met naam en faam, slagen er evenmin in om de serie op te tillen. Geert Van Rampelberg, als Dendoncker, host dapper het hele land af, bedreigt soms een verdachte en roept op gezette tijdstippen ‘Godverdomme!’ of ‘Wie zijn die gasten zeg?’, maar echt geloofwaardig wordt hij zelden. Ook Sara De Roo weet het verscheurende dilemma van premier Hillebrand - haar dochter of haar bevolking? - nooit echt tastbaar te maken, en zelfs Lucas Van den Eynde, als de aan een rolstoel gekluisterde man van de premier, gaat mee de dieperik in. De scènes waarin hij met een stuk in de kraag zijn onmacht over de hele situatie uitschreeuwt zijn werkelijk enkel te doorstaan als u vlak ervoor ook naar de fles grijpt.
Voor de rest hoop ik vurig dat de echte anti-terreurbrigade beter uitgerust is dan de dienst van Dendoncker, waar een doos satelliettelefoons al als een godsgeschenk wordt onthaald. Maar in een land als België kun je daar natuurlijk nooit zeker van zijn.