TELEVISIE★★★☆☆
Chappelles analyse over de toestand van onze cultuur in ‘What’s in a Name’ klopt als een vinger waar de pus uit gutst
Ik weet nog exact waar ik was toen ik voor het eerst van stand-upcomedy hoorde. Mattias, die achter me in de klas zat, zei me dat ik Hans Teeuwen eens moest googelen. ‘Snelkookpan, snelkookpan, vrouwen met een dikke kop daar houd ik niet zo van,’ zongen we in fake Hollands, zo luid als we durfden en zo stil als nodig om de leraars niet te verontrusten. Ik moest eraan terugdenken toen ik het begin van Dave Chappelles laatste video ‘What’s in a Name’ zag, een pancarte met een citaat van Duke Ellington: ‘Art is dangerous. It is one of the attractions: when it ceases to be dangerous, you don’t want it.’
Een belangrijke quote voor Chappelle, niet alleen omdat die hem typeert, maar ook omdat Ellington zijn naam gaf aan de school in Washington waar de comedian een acteeropleiding volgde. Het instituut wilde een theaterzaal naar Chappelle noemen, maar kreeg daar bakken kritiek voor na diens Netflix-specials ‘Sticks & Stones’ en ‘The Closer’, waarin hij harde grappen maakt over onder meer trans personen. Voor de niet-kijkers geef ik er eentje mee over J.K. Rowling, die vindt dat trans vrouwen niet onder de vrouwen mogen worden gerekend: ‘They look at transgender women the way we blacks look at blackface: ‘Oh, this bitch is doing an impression of me!’’
Chappelle riposteert met ‘What’s in a Name’. Geen nieuwe comedyshow, maar een speech in de zaal van de Duke Ellington School of Arts die zijn naam had moeten krijgen. Die heet nu, op verzoek van Chappelle, het Theatre of Artistic Freedom and Expression: ‘Dat wil ik voor mezelf, en voor elke student die hier les krijgt.’
De activisten stonden in de rij om hem de mantel uit te vegen over zijn eigen moppen, vertelt Chappelle. ‘Ze verkondigden van alles over gender, maar niets over kunst. Je kunt niets zinnigs zeggen over het werk van een kunstenaar als je de artistieke nuance weglaat.’ Met andere woorden: je kunt niet zomaar een grap uit mijn show plukken, die op Twitter pleuren en op basis daarvan eisen dat alles van Netflix wordt gehaald.
Daar heeft hij gelijk in, maar toch mist Chappelle een belangrijk punt: comedy is de kunstvorm waarin kunstenaar, kunstwerk en privépersoon het dichtst bij elkaar liggen. Van Chappelle, de belangrijkste zwarte comedian van zijn tijd, denkt niemand dat hij een rol speelt als hij in lockdownspecial ‘8:46’ vertelt over de dood van George Floyd, of als hij het in ‘The Closer’ heeft over de zelfmoord van trans comedienne Daphne Dornan, die het altijd voor hem opnam. Je kunt niet de wereld buiten de theaterzaal op die manier op het podium brengen en er dan van uitgaan dat iedereen je grappen over transgenders rustig op de planken laat liggen zodra de schijnwerpers weer uitgaan.
Chappelles analyse over de toestand van de cultuur klopt wel als een vinger waar de pus uit gutst. We zijn alle nuance aan het verliezen, niet alleen de artistieke, en zo raken we ook de humor kwijt. Zelfs voor mijn dertienjarige ik was het volstrekt logisch dat Hans Teeuwen niet écht alle Nederlandse vrouwen hoeren vond, en dat Alex Agnew zijn wederhelft heus niet ongevraagd op een woensdagmiddag droog in de kakker zou nemen. Nu zijn we op het punt dat iemand als Dries Van Langenhove zijn kwetsende memes op tv kan verdedigen door ze in alle ernst te vergelijken met Agnews shows. Ook de inhoud van Chappelles shows belandt op de gesprekstafels van deze tijd, en dat op een moment dat veel mensen, onder wie LGBT’s, eindelijk hun zitje aan die tafels hebben veroverd.
Natuurlijk moeten we strijden voor humor, ook en vooral als die pijnlijk, grof, smerig en hard is. Uiteraard gelden er andere regels onder de toneelspots dan in het schijnsel van de slecht afgestofte tl-lamp der werkelijkheid. Vanzelfsprekend mag kunst gevaarlijk zijn. Maar ik zou Chappelle graag openlijk de vraag zien stellen voor wie zijn grappen vandaag het gevaarlijkst zijn: voor de miljonair die ze maakt, of voor de mensen over wie ze gaan.