FILM★★★☆☆
‘D’Ardennen’: Een Vlaams talent is opgestaan.
Rond ‘D’Ardennen’ knettert al een hele poos een gloeiend hete buzz: sommigen hebben het langspeelfilmdebuut van Robin Pront (die met ‘Injury Time’ en ‘19:00’ twee knappe kortfilms op zijn cv heeft staan) zelfs bestempeld als een mix tussen de gangsterfilms van Quentin Tarantino en de sociale drama’s van de gebroeders Dardenne. Volgens ons doet men de jonge cineast met zulke grootse complimenten evenwel geen cadeau: de vergelijking met Tarantino en de Dardennes snijdt niet alleen geen hout (’t is niet omdat er een gangster met een revolver in beeld verschijnt dat je ‘Tarantino!’ moet roepen, en ’t is niet omdat de personages in een working class-keuken rond een frietketel zitten dat je naar de Dardennes moet verwijzen), het risico bestaat ook dat de verwachtingen van het publiek van de weeromstuit veel te hoog gespannen staan – verwachtingen die ‘D’Ardennen’ niet helemaal kan inlossen.
Waarmee we niet willen zeggen dat de openingsfilm van het filmfestival van Gent suckt – integendeel, dit is een deugdelijk debuut waarin je nu en dan de kiemen van een groot talent kunt zien. Zeker visueel springt de film er als een knetterslag uit: in vergelijking met de vele al te tamme Vlaamse films die we de afgelopen maanden geserveerd kregen, heeft ‘D’Ardennen’ – dat we gemakshalve zullen omschrijven als het verhaal van twee broers, een meisje en een lijk – tenminste een viscerale kracht, een elektriserende beeldtaal, een tot een beklemmende atmosfeer bijdragend grauw kleurenpalet . Knap wat Pront en cameraman Robrecht Heyvaert in sommige scènes doen met duisternis, licht, en nevel. De stijlvolle fotografie kan evenwel niet verhinderen dat de eerste helft van ‘D’Ardennen’ gebukt gaat onder een soort aangenaam voortkabbelende saaiheid: wij zaten in ieder geval de hele tijd te wachten tot de plot zou worden opgeschrikt door één of andere stroomstoot (heel merkwaardig: gebeurt er in het verhaal eindelijk iets ophefmakends, dan krijgen we het niet in beeld te zien!). Pas wanneer de twee broers (vertolkt door Jeroen Perceval en Kevin Janssens) in het onrustwekkende Ardennenlandschap terechtkomen en het grandioze duo Jan Bijvoet-Sam Louwyck opduikt, begon zich een gevoel van opwinding van ons meester te maken en schoven we voor het eerst écht naar het puntje van onze stoel. Ineens begeeft Pront zich op David Lynch-territorium; ineens begint er – alsof Pront tijdens het schrijven van het script plotseling ‘What the hell!’ uitriep en zich aan een zekere uitzinnigheid overgaf – iets gedurfds in de film te sluipen; nooit zullen we nog naar Adamo kunnen luisteren zonder aan ‘D’Ardennen’ te denken.
De ontknoping bezorgde ons dan weer een pff-gevoel. Wegens spoilergevaar kunnen we hier onmogelijk in detail treden, maar laten we dit zeggen: eigenlijk vonden we het nogal teleurstellend dat Pront de hele tijd stijlvol zit op te bouwen naar díé ene slotscène; ’t is alsof de hele film in één klap wordt gereduceerd tot een sinistere grap; een grap, zo dienen we ook te vermelden, die wat ons betreft een nogal getelefoneerde indruk maakt. De vertolkingen? Perceval acteert strak en precies; Veerle Baetens, een actrice die aan het groeien is, is met haar marginale oorbellen, veel te strakke jeans en eeuwige kauwgom erg overtuigend als trailer trash girl; en Kevin Janssens, die uiterlijk een ware metamorfose onderging, straalt in sommige scènes een donker gevaar uit, ook al zit hij nu en dan iets te ostentatief het slijm in z’n neus op te halen. Slotsom? ‘D’Ardennen’ is net geen top, maar wees gerust: Robin Pront is onderweg.