Televisie★★½☆☆
‘De anderhalve meter show’ op VIER: een zwakke mop als dusdanig benoemen maakt ze daarom niet alsnog geslaagd
Ironie op televisie kun je, alles voor de bevattelijkheid, vergelijken met flatulentie ter vermaak van omstanders: wie er geen humor in leest, ziet vooral iemand die zichzelf mogelijk te kakken heeft gezet. Het lijkt me dus aannemelijk dat ook ‘De anderhalve meter show’ - ‘Delen van een samenstelling schrijven we aan elkaar’, aldus de Taalunie, maar ach wat - niet overal in goede aarde valt. Fijn, want een gemengd onthaal verraadt wel vaker een poging tot originaliteit, als verschijnsel zelden beloond door democratische meerderheden. Grote groepen en hun goeddunken waren al langer niet aan mij besteed. Laat na voorgaande alinea evenwel niemand denken dat ik zit te wachten op toetreding van een petomaan tot mijn persoonlijke bubbel.
De anderhalve meter die je op dwingend overheidsadvies dagelijks laat tot je medemens zou het uitgangspunt vormen van ‘De anderhalve meter show’, las ik, maar in de eerste aflevering draaide dat regelmatig anders uit. In elke sketch werd wel vluchtig de afstand uitgemeten tussen de acteurs, maar dat lijkt me nog iets anders dan een uitgangspunt. De grap waarin een poetsvrouw na een beroerte enkel nog seksuele toespelingen kon voortbrengen in een aangedikt Oostblok-Nederlands, had zelfs insteek noch clou te danken aan corona. Dat het niet de beste grap was, laat ik nog terzijde. Wel merkte ik een opspelende mondhoek toen Jelle De Beule zich tot zijn huisarts wendde met een biljartkeu door het hoofd, en dat van zijn tegenspeler. ‘Geen stok, een kéu’, onderbak hij diens diagnose. Zelfs toen dezelfde grap terugkeerde met een vishengel - vis incluis - bleek ik ze niet moe. Een dokter weet vast raad, maar probeer tegenwoordig maar eens een consultatie te versieren.
De ongelukkige aan het andere eind van de keu, ter hoogte van de pomerans, was Rik Verheye: sinds ‘De Influencers’ kijk ik wel uit als ik hem nog onverdroten zie opdraven in een sketchprogramma, maar hier verzorgde hij samen met De Beule de omkadering van ‘De anderhalve meter show’: twee virologen - elke gelijkenis met bestaande experts is natuurlijk de bedoeling, vooral als ze zo sterk op Steven van Gucht lijken - voorzien vanuit hun academische achtergrond elke sketch van deskundige toelichting, waarbij ze er ook niet voor terugdeinzen om hun bevoegdheden te overschrijden en gelijk de kwaliteit van de grap te beoordelen. De vergelijking met Statler en Waldorf is me te makkelijk, maar ik heb ze elke keer al op zak gehouden bij Zinzen en Van Cauwelaert en moet ze kwijt. Meer nog dan een grap op zich leken de virologen een verzekering voor mocht de eigenlijke mop tegenvallen. Diezelfde relativeringspoging zag je ook in de zorgvuldig geacteerde bloopers: op zulke momenten drijft ‘De anderhalve meter show’ uitsluitend op ironie, maar een zwakke mop als dusdanig benoemen maakt ze daarom niet alsnog geslaagd. Tegelijk kan je zo zelfs een goede grap doodslaan, vrees ik.
Voor ik me waag aan harde oordelen omtrent ‘De halve meter show’ wil ik er nog meer van zien, maar voor een sketchprogramma met Jelle de Beule en Koen De Poorter hoop ik in de toekomst nog vaker aan Neveneffecten te moeten denken.