Televisie★★★★☆
‘De Container Cup’ op Play4 zou dankzij Pedro en Wesley zelfs prima werken als klank zonder beeld
Zoals het betaamt voor een programma dat voor de vorige jaargang de Ha! van Humo op zak mocht steken, met almaar groter wordende afstand tot de concurrentie de enige televisieprijs die ertoe doet in deze geketende contreien, is er ter gelegenheid van het tweede seizoen van ‘De Container Cup’ amper gemorreld aan de opzet. De enige ingreep betreft de setting: de bekroonde container trekt niet meer op eigen initiatief naar de woonst van de deelnemers, maar blijft stationair in het Koning Boudewijnstadion. Dat maakte dat bijvoorbeeld Viktor Verhulst en Francesco Planckaert, die elkaar op donderdag het omvangrijke hoofd boden, zelf per dienstwagen naar hun martelcontainer dienden afgezakt. Het bonnetje sturen ze wel op. Van de twee was het Verhulst die de aangekondigde clash der tv-geslachten op zijn achternaam schreef: een rijkelijk laat verorberde parelhoen ten huize Planckaert, die ter hoogte van de roeiproef het daglicht weer opzocht, maakte mee het verschil.
Ook bij de atleten is de bloedernst waarmee ze de hun vooropgestelde taak aanvatten zichtbaar intact gebleven. Er is dan ook beroepseer mee gemoeid. Na haar recordprestatie aan de beruchte monkey bars – een gepast Nederlandstalig alternatief als ‘aapstaven’ blijft uit – stond Delfine Persoon het bloed zelfs in de handen. Een bevreemdende ervaring wellicht: doorgaans, wed ik, heeft ze vooral het bloed van ánderen aan de knokkels. Persoon werkt bij de politie, maar dat bedoel ik niet. Stoffel Vandoorne, die om den brode peperdure bolides tegen halsbrekende snelheden door haarspeldbochten mikt, was voor zijn deelname zelfs afgezakt vanuit zijn vaste verblijfplaats Monaco. Met de snelheden die bij hem usance zijn, ben je er gelukkig in een wip. ‘Monaco, een paradijs voor de belastingontduiker,’ meldde Pedro Elias droogweg. Mogelijk om Wesley Sonck te stangen, zoals dan weer bij hem usance is.
Zulke opmerkingen, die in beate sportmiddens zomaar eens als krachtterm in een gebedsoord onthaald zouden kunnen worden, sterken me in mijn overtuiging dat ‘De Container Cup’ het maar gedeeltelijk van z’n sportieve inslag moet hebben, en misschien dus wel au fond niet over sport gaat. Of toch niet alleen. Ik mijd bijvoorbeeld met graagte hipperds die onder dwang van hun imago aldoor de mond vol hebben van deze of gene podcast die ze in één ruk uitgeluisterd hebben tijdens het koffiebonen malen of recreatief ploggen, maar af en toe kan ik tijdens ‘De Container Cup’ toch niet onder de gedachte uit dat het zich als programma ook prima zou laten beluisteren als klank zonder beeld. Zoiets opwerpen in deze kolommen is anders ook krek vloeken in de kerk, al kun je gezwijmel dezes ook lezen als een zoveelste lofzang op het al uitgebreid becommentarieerde stel commentatoren. Hun gezamenlijke aantrekkingskracht beslaat immers het spanningsveld tussen animositeit en verstandhouding, wat ze van nature ook uiterst zeldzaam maakt op televisie. Ze schuren, soms hoorbaar, terwijl in vakkringen schermprésence toch het gevolg hoort te zijn van gulle hoeveelheden glijmiddel en gedresseerde lachjes.
Een conclusie, want de parelhoen is klaar: ‘De Container Cup’ is een programma dat ik nog altijd beter vind worden.