James Bond
De definitieve lijst: Humo rangschikt alle Bondacteurs van slechtste tot beste!
Nu Daniel Craig zijn vergunning om te doden voorgoed heeft ingeleverd, wordt het hoogtijd om voor eens en voor altijd één van de belangrijkste vragen uit de filmgeschiedenis te beantwoorden: wie is de beste Bondacteur aller tijden? Na ettelijke Vodka Martini’s en lang wikken en wegen hebben wij de zes acteurs die sinds 1962 - het releasejaar van de allereerste officiële Bondfilm ‘Dr. No’ - de manchetknopen van 007 hebben gedragen in een definitieve rangorde gezet. Alleen voor uw ogen!
6. GEORGE LAZENBY
Die arme George Lazenby: tot aan het einde der tijden zal zijn naam synoniem staan voor ‘oncharismatisch’. In 1969 hadden de legendarische Bondproducenten Albert R. Broccoli en Harry Saltzman eigenlijk Roger Moore al in het vizier, maar omdat die contractueel vastzat aan de televisieserie ‘The Saint’ viel de ondankbare taak om Sean Connery op te volgen te beurt aan Lazenby. Wanneer de bloedmooie Contessa Teresa (Diana Rigg) in de fameuze openingsscène van ‘On Her Majesty’s Secret Service’ in haar auto springt en in volle vaart van 007 wegstuift, zien we hoe Lazenby de vierde wand doorbreekt, recht in de camera kijkt en zucht: ‘This never happened to the other fellow!’ Een terechte opmerking: de fletsheid die Lazenby uitademde, zag je inderdaad nooit bij Connery.
Zoals er vandaag nog altijd lieden zijn die vinden dat George Clooney de beste Batman ooit was, zo heeft Lazenby nog steeds een heleboel aanhangers die hem zwaar onderschat vinden, maar de waarheid is dat Lazenby misschien wel de looks en de acteerkwaliteiten had, maar niet de juiste uitstraling. O ja: omdat de makers in ‘On Her Majesty’s Secret Service’ een poging wagen om Bond menselijker, kwetsbaarder en échter te maken - hij wordt zelfs oprecht verliefd op de bovengenoemde Contessa! - kan men stellen dat deze episode een voorafschaduwing vormt van de Bondfilms met Daniel Craig. ‘On Her Majesty’s Secret Service’ is een knappe, gedurfde en zelfs ontroerende Bondfilm, met een schitterende score van John Barry en een prachtige song van Louis Armstrong (‘We Have All The Time In The World’ wordt zelfs hernomen in ‘No Time To Die’), maar die pluspunten verdoezelen één groot minpunt, en dat is dat Lazenby een ongelukkige miscast was.
5. PIERCE BROSNAN
De fans van Brosnan, en ze zijn met veel, willen ons nu wellicht vanaf een torenhoge antenne te pletter laten vallen - zoals booswicht Sean Bean overkwam in ‘GoldenEye’ - omdat we hun favoriet zo laag in de pikorde hebben gezet. Voor alle duidelijkheid: wij vinden Brosnan zeker geen sléchte Bond, alleen zijn er volgens ons nog vier andere acteurs die béter waren. In wezen was Brosnan een prima mix van de acteurs die hem voorafgingen: hij lengde het overdreven sérieux van Timothy Dalton aan met de tongue in cheek-houding van Roger Moore en met de dierlijke viriliteit van Connery. En daar werd door de makers nog iets aan toegevoegd: metahumor. In ‘GoldenEye’ knisperen de dialogen voor de eerste keer van de postmoderne referenties en de knipoogjes naar de eigen franchise: ‘Ik denk dat je een seksistische, vrouwonvriendelijke dinosaurus bent,’ aldus M (Judi Dench). ‘Een overblijfsel van de Koude Oorlog.’ Waarop Bond: ‘Die zit.’ En misschien is het dát wel wat ons persoonlijk een beetje stoort aan Brosnan. Je moet Bond niet neerzetten als iemand die wéét dat hij Bond is, als iemand die zijn eigen mythologie kent, deconstrueert, en er grapjes over maakt.
Tot overmaat van ellende had Brosnan de pech dat hij tijdens zijn regeerperiode in vier op slechte CGI drijvende Bondfilms zat die onderling inwisselbaar zijn en die alles bij mekaar geen enkele écht memorabele scène bevatten. Ok, fans, laat ons nu maar van die antenne vallen.
4. TIMOTHY DALTON
‘t Kan verkeren, ook voor 007. Eind de jaren ‘80 werd Timothy Dalton verguisd omdat hij de rol veel te ernstig nam. Toen het in 2006 de beurt was aan Craig om de smoking aan te trekken, werd de koelbloedige ernst waarmee hij Bond neerzette dan weer verwelkomd als een verademing. Jawadde! Men kan er alleen maar uit besluiten dat Dalton, met zijn serieuze benadering van het personage, zijn tijd vooruit was: eind de jaren ‘80 was het publiek nog niet klaar voor een harde, humorloze Bond. Nu hebben de kritikasters van Dalton geen ongelijk: de aan plechtigheid grenzende ernst waarmee Dalton rondloopt in ‘The Living Daylights’ voelt bijwijlen enorm onnatuurlijk. Wanneer Bond door het huis van Kara Milovy (Maryam d’Abo) stapt, is het net alsof Dalton zich als Hamlet voortbeweegt op de bühne van een theater op de West End in London. En de manier waarop hij vervolgens in dat huis in zwijm valt is ongeveer even lamlendig als de legendarisch slechte sterfscène van Marion Cotillard in ‘The Dark Knight Rises’.
Maar let op: in het superieure ‘Licence To Kill’, waarin 007 na een aanslag op zijn maatje Felix Leiter aan een persoonlijke vendetta begint, maakt de houterige ernst ineens plaats voor de ijskoude vastberadenheid die ook zo typisch was voor Connery. Zie Dalton onbewogen monkelen wanneer hij aan de pokertafel ineens oog in oog komt te zitten met het spectaculaire decolleté van Lupe Lamora (Talisa Soto)! Schitterend! Dalton was in ‘Licence To Kill’ een puike Bond, maar zo zagen de meesten het niet: de film flopte, en exit Dalton.
3. ROGER MOORE
Of je hem nu een clown of een klasbak vindt, iederéén zal moeten erkennen dat de termijn van Moore (zeven keer Bond!) bijzonder succesvol was. Na de mislukte doortocht van Lazenby was Moore er zich zeer goed van bewust dat hij, wilde hij het verschil maken met Connery, de rol helemaal anders ging moeten invullen en dat hij met een ander soort Bond op de proppen ging moeten komen. En dus begon Moore de humoristische kant van het personage te benadrukken. Zijn acteertechniek mocht dan hoofdzakelijk beperkt blijven tot het nu en dan optrekken van de linkerwenkbrauw (Moore: ‘Als ik tegenover een schurk sta, verbeeld ik me gewoon dat hij een slechte adem heeft.’), zijn aanpak werkte en sloeg massaal aan. Zeker in ‘The Spy Who Loved Me’ en ‘For Your Eyes Only’, twee van de beste Bondfilms ooit gemaakt, vond Moore precies de juiste balans tussen ernst en zelfparodie. Al zijn we de eersten om toe te geven dat Moore er in ‘Octopussy’ los overging, zoals wanneer Bond zich in een gorillapak hijst of als Tarzan van liaan naar liaan slingert - flauwe strapatsen die de franchise in het ridicule trokken en van Bond een schertsfiguur maakten.
2. DANIEL CRAIG
‘Shaken or stirred?’ vraagt een ober in ‘Casino Royale’, waarop Craig: ‘Do I look like I give a damn?’ Geen twijfel mogelijk: een compleet nieuwe Bond was gearriveerd. 007 zág er ook anders uit, met die peperkleurige, zo vaak bekritiseerde haardos en die potige gestalte. Eigenlijk speelde Craig hoog spel: enerzijds bracht hij de kille hardheid van Connery terug, zoals onmiddellijk blijkt uit die rauwe knokpartij in het begin van ‘Casino Royale’. Anderzijds was het altijd de betrachting van Craig om Bond humaner en realistischer te maken en om - zoals elke scenariocursus voorschrijft - het karakter van het hoofdpersonage te laten evolueren.
In zijn vijf episodes, waarvan nu blijkt dat ze binnen de Bondfranchise een mooi afgerond geheel vormen, een beetje zoals de ‘Avengers’-films een afgesloten minireeks vormen binnen het Marvel Cinematic Universe, zette hij een behoorlijk complete Bond neer die én geloofwaardig én entertainend was. Wie of wat Craig in deze ranking dan van de eerste plaats houdt? De man op nummer 1, natuurlijk. Maar ook de vaststelling dat Craigs pogingen om van Bond een kwetsbare man te maken wat ons betreft niet altijd even sterk waren. Wanneer de met een dubbele tong pratende Bond in ‘Quantum of Solace’ aan boord van een vliegtuig zijn verdriet om Vesper Lynd zit te verdrinken - zie de lege glazen Vodka Martini voor zijn neus staan - of wanneer we hem in ‘No Time To Die’ tijdens de climax de tranen in de ogen zien krijgen, denken wij toch: nee, dit past niet, Bond is veel dingen maar géén watje. Dan gaat onze voorkeur toch naar...
1. SEAN CONNERY
We weten het: enkelen onder u - we zitten nu eenmaal in het vreemde jaar 2021 - zullen zich geschoffeerd voelen omdat we de meest seksistische Bond op één hebben gezet. Cary Fukunaga, de regisseur van ‘No Time To Die’, brandmerkte de James Bond van Connery zelfs als een verkrachter. En daar is beslist iets van aan: voor de hondsbrutale manier waarop 007 in ‘Thunderball’ ongevraagd die verpleegster begint te bepotelen en zijn lippen Harvey Weinstein-gewijs op de hare drukt, vliegt men vandaag in de bajes - en terecht. Maar goed: het klinkt intussen als een dooddoener, maar men móet dat gedrag zien in zijn tijd.
In ieder geval hebben wij Connery níet op 1 gezet omdat hij zo’n voorbeeldige womanizer was. Nee, Connery is de beste Bond om andere redenen. In de eerste plaats beschikte hij over een immens gracieuze, door geen enkele andere Bondacteur geëvenaarde motoriek: wie hem door de decors van ‘Dr. No’ en ‘Thunderball’ zien slenteren, snapt waarom Dana Broccoli, de echtgenote van Albert Broccoli, over hem zei dat hij ‘beweegt als een panter’. Niemand, zelfs de om zijn humor gekende Roger Moore niet, leverde de typische wisecracks en punchlines zó droog af als hij; Connery is de man die het maken van dubbelzinnige woordgrapjes (‘Hi, I’m Plenty’ ‘But of course you are.’) tot kunst verhief. En geen enkele van zijn opvolgers, behalve dan misschien Dalton op zijn beste momenten, vertoont die weergaloze, aan de perfectie grenzende mengeling tussen adembenemende elegantie, onpeilbare charme, grenzeloos relaxed zelfvertrouwen en ijskoud cynisme. Wie ook de nieuwe Bondacteur wordt, ook hij zal net als Craig, Brosnan, Moore, Dalton en Lazenby moeten ervaren dat er geen tweede is als Connery. Hij is, en zal altijd blijven, de enige echte.