televisie★★½☆☆
‘Eviva Espana in tijden van corona’ op Eén: ‘Het zendschema wordt dezer dagen gevuld met telecommunicatie in vragende vorm’
Joris Hessels kon voor zijn herneming van ‘Gentbrugge’ tenminste nog ettelijke buurtbewoners lijfelijk aanklampen. Annemie Struyf moest het daarentegen, om bekende redenen, volledig met haar internetverbinding stellen in deze speciale editie van ‘Eviva Espana’. Voor het origineel was ze een jaartje geleden bij allerhande Vlamingen aangelopen die de uitwijk genomen hadden naar Spanje: land van oude trots en romantiek, om in het opgelegde thema te blijven, maar sinds kort is er ook daar wat loos. Telkens als Struyf de laatste Iberische onheilstijdingen vernam, moest ze naar eigen zeggen denken aan de geëmigreerde Vlamen bij wie ze toen over de vloer kwam. Vandaar.
Vanop een geheel lege redactieruimte aan de Reyerslaan, de reguliere loontrekkenden waren ruim op voorhand gewaarschuwd voor haar komst, zagen we Struyf videobellen met haar toenmalige interviewees. Dat je prangender beelden op je digitale pellicule kan stansen dan iemand die tegen een scherm zit te palaveren, is intussen geweten: het zendschema wordt dezer dagen gevuld met dat soort telecommunicatie in vragende vorm. Een noodoplossing, maar daarom hoeft ze nog niet te deugen. Bij Struyfs vraaggesprekken naar hoe haar Vlamingen in den vreemde het wisten vol te houden, viel bovendien op dat ze bij haar werkzaamheden als vermaard reporter toch eerder gebaat is bij de fysieke aanwezigheid van haar gesprekspartners. Met vragen als ‘Hoe kijken jullie nu naar het nieuws?’ hoor je vrijwel nooit hoog op te lopen, maar als je ze gesteld krijgt terwijl je langs een godvergeten maar zonovergoten plazaatje kuiert, raak je er nog enigszins mee weg. Dat kon je ook opmaken uit de vele herhalingen uit ‘Eviva Espana’ die ter herinnering opgedist werden, waardoor deze gelegenheidsaflevering meer weghad van een compilatie dan van een volgroeide toevoeging eraan. De beelden die de emigranten zelf geschoten hadden ter aanvulling, het ene al wat vaster dan het andere, dienden daarbij al bij al tot weinig. Zelden zag je er iets meer in dan lege straten, taferelen die zich in het beste geval schilderachtig lieten noemen, maar die je voordien ook al genoegzaam kon aantreffen in kleinstedelijk Spanje, waar émigrés van een zekere leeftijd doorgaans dan neerstrijken.
Het markantste wederzien was dat met Mia en Walter, die een jaar geleden ook al bedacht waren op een ineenstuiken van de westerse beschaving. Verschanst in hun grotwoning in Granada spraken ze toen al de ambitie uit hun bestaan volledig zelfvoorzienend het hoofd te bieden, wat deed vermoeden dat ze als geen ander voorliepen op de curve wat betreft het stockeren van pleepapier. ‘Voor ons is er niet zoveel veranderd’, stonden ze Struyf nu te woord, zelfbedruipend als de neten. Hun verregaande autarkie strekte zich ook zover dat ze zelfs hun eigen geneesmiddelen brouwden, en Walter lichtte met graagte zijn zelfgestookte antibioticum toe. Jammer dat zelfs bonafide antibiotica niets vermogen tegen virussen, anders zaten Walter en Mia gebeiteld. Zij wel.