televisie★★★★★
‘Fleabag’ (seizoen 2) op Lumière: ‘Alles wat het eerste seizoen onnavolgbaar maakte, is hier in hogere concentratie aanwezig’
Op het einde van seizoen 1 van ‘Fleabag’ lag het titelpersonage plat op de bodem: uitgespuwd door vrienden en familie, achtervolgd door haar demonen, de koord nét niet rond haar nek. Het tweede seizoen begint dik een jaar later, en Fleabag (een nog steeds indrukwekkende Phoebe Waller-Bridge) lijkt er helemaal bovenop. Haar ontbijtcafé draait goed, haar seksverslaving is op non-actief gezet en de schuldgevoelens voor de dood van vriendin Boo heeft ze schijnbaar onder controle.
Gelukkig voor de kijker duurt het niet lang of ze heeft toch weer de blues van de grote dagen. Haar vader gaat trouwen met zijn manipulatieve troela (Olivia Colman), haar schoonbroer wil haar voor de rechtbank dagen én ze valt voor iemand die ze onmogelijk kan krijgen.
Verknipte familiebanden, de verstrengeling van comedy en drama, de manier waarop Fleabag voortdurend zelf commentaar geeft op de gebeurtenissen in haar leven: dit is een Griekse tragedie met toegevoegde pis- en kakhumor.
‘Nadat ik de eerste aflevering van ‘Fleabag’ had gezien, kookte ik van woede’, lachte Donald Glover vorig jaar op de uitreiking van de BAFTA’s. ‘Ik ben geen Britse vrouw en ik laat me eerder zelden in de reet nemen, maar toch vond ik vanaf de eerste seconde dat IK de hoofdrol had moeten krijgen.’ Het zegt iets over de universele aantrekkingskracht van de reeks.
Alles wat het eerste seizoen geniet- en onnavolgbaar maakte, is hier in hogere concentratie aanwezig. De dialogen zijn altijd à point, de acteurs bijzonder op dreef, lul-de-behanger Martin afstotelijker dan ooit. De scenario’s zijn tegelijk uit het leven gegrepen en far out – een zelden geziene combinatie – en het blik nevenpersonages (de verontwaardigde kapper, de geile advocaat, de therapeute met de droge voorarmen) weer van een heel straf jaar. Tussendoor slaagt de reeks er zelfs in om de oude ‘scheet in de lift’-bak verfrissend te doen lijken: faut le fucking faire.
En dan zouden we Hot Priest nog bijna vergeten: de Ier Andrew Scott (bekend als Moriarty in ‘Sherlock’ en 20 jaar geleden al Cowboy in ‘Band of Brothers’) steelt hier zes afleveringen de show als de vloekende, liegende en sympathiek stuntelende priester die alcoholverslaafd is en doodsbang van vossen.
Tussen de kolder en stijlvolle vuilbekkerij zitten weer veel ongemakkelijke waarheden. In één scène legt Belinda (een goede gastrol van Kristin Scott Thomas) uit dat vrouwen geboren worden met ingebouwde pijnfactor, en dat die alleen weggesneden kan worden als men tegelijk ook liefde en seks in de vuilnisbak mikt.
Van hetzelfde laken een zakdoek is deze uitspraak uit een eerdere aflevering: ‘Het leven van een cavia? They are born, they shit themselves with fear, and then they die.’ Ook een goede samenvatting voor de menselijke soort. In de wereld van ‘Fleabag’ is echte liefde net zo overrompelend als silly. Pijn en euforie gaan hand in hand, rouw en humor stuiteren tegen elkaar op, en eenzaamheid is een vorm van zelfbehoud.
Dat ‘Fleabag’ echt wérkt, heeft natuurlijk alles met Waller-Bridge te maken. Omdat ze de reeks (en de theatermonoloog die eraan voorafging) bedacht en schreef, maar ook omdat ze met haar aanstekelijke charisma overal mee wegkomt. Neem nu de verteltechniek waarbij ze het publiek voortdurend rechtstreeks aanspreekt en -kijkt: noem me één andere fictiereeks waarin dat niét plat en afgezaagd is. Zij maakt er een handelsmerk van.
Wie gevoelig is aan de charmes van deze thinking man’s pin-up, begrijpt waarom het tweede seizoen van ‘Fleabag’ een van de uitbundigst gelauwerde televisiereeksen van de afgelopen jaren is geworden.
Dit tweede (en helaas allerlaatste) seizoen begint met twee bloedneuzen, eindigt in tranen en daartussen schuilt een frenetiek kloppend, zeldzaam mooi hart.