Televisie★★★½☆
Guy Mortier bleef de goede huisvader met vele pleegkinderen. ‘Hij zou mijn kind mogen slaan’, verwoordde Jeroom hun band
U hebt er mogelijk iets van opgevangen, maar Guy Mortier heeft de leeftijd der zeer sterken bereikt, en dat vroeg uiteraard om een documentaire op Canvas. Onze Man kon de tweede en tevens laatste aflevering nu al bekijken.
Indien de mededeling hierboven u niet als nieuws in de oren klinkt, noch als nieuwtje weerkaatst in enige andere lichaamsholte, dan kent u Guido Prudence Eugène Joseph Mortier als een even onverwoestbare als sonore radiostem, huizend in een even begenadigd als besnord schermgezicht. Échte kenners weten dat Guy Mortier ook in de geschreven pers iets betekend heeft, als eeuwig hippe hopman van een magazine dat vooreerst een levensgevoel wilde uitdragen, schaterend rakelings langs de rock-’n-roll wilde scheren, en taalgevoeligen midscheeps in de vocabulaire wilde treffen. Om pas dààrna, als aan al het voorgaande voldaan was, oog te hebben voor winstprognoses. ‘Knack’ heette het, geloof ik. Altijd een rare naam gevonden.
Een jubilaris van dergelijk allooi hoort natuurlijk een Canvas-documentaire te beurt te vallen, en dan nog liefst in twee delen. En een beetje snel ook, voor Canvas ook al op de schop moet. In het eerste deel kwam ons de Mortier voor die eertijds de rock-’n-roll de BRT binnengesmokkeld had als presentator van ‘Schudden voor gebruik’. Het radioprogramma opende de gouden poort ‒ ivoren deurknoppen, dankjewel ‒ naar het weekblad Humo, dat eerst een schrijver benodigde van muziekstukjes, en daarna een hoofdredacteur. Op de Humo-redactie, toen nog gevestigd in de sindsdien betrekkelijk legendarische Livornostraat te Brussel, zaten in die tijd nog indianen én cowboys. Naast elkaar bovendien. Marc Didden en Guido van Meir, die ooit nog een bureau gedeeld heeft met Cornelius Bracke, herinnerden zich hun hoofdkaas als onvermoeibaar, in werkdrift én humoristisch vernuft. Zodanig zelfs dat Van Meir meende een schild te hebben zien blinken, verborgen in de eeuwige scherts. ‘‘Zeg nu eens waar het op staat,’ dacht ik soms.’
Lees ook:
Guy Mortier tachtig: lees nu een gratis digitale extra Humo
Zoon Jonas interviewt Guy Mortier: ‘Ik had mijn vader graag beter leren kennen, maar toen bestond er nog geen ‘Humo Sprak Met’’
De goeddeels encyclopedische wandel door het eerste deel, afgelegd op een eerder kuierend tempo en te allen tijde met een respectabele afstand tot de gids, nam in de tweede aflevering echter een drafje richting verdieping, en nu en dan zelfs intimiteit ‒ gelukkig binnen de grenzen van het toelaatbare. Jan Decleir prees het unieke talent van zijn vriend Guy om Jan Decleir aan het lachen te brengen. Ingewijden weten dat een lachende Jan Decleir meemaken een bovenal zintuiglijke ervaring is, die naast eventueel jolijt ook een mogelijke vecht-of-vluchtreactie kan aanvuren bij omstanders.
Langs de onmogelijk te evenaren bindteksten waarmee hij eeuwenlang Torhout-Werchter aan elkaar praatte, viel de aandacht op de nevenprojecten waarmee de figuur Guy Mortier nóg bredere roem vergaarde binnen Vlaamse kavels. ‘De taalstrijd’ liep over in ‘Alles kan beter’, tevens zijn devies als eindredacteur zonder weerga. Maar: ‘Alles was Humo, en alles kwam uit Humo.’ Wat de Bijbel daaromtrent ook moge beweren. Hoe staat het ook met hún digitale oplage?
Zijn presentatieteksten voor Torhout-Werchter bedacht hij in zijn slaap, vertelde Mortier. Om vier uur klopte ze steevast aan: de inspiratie. Het was maar één anekdote in deze documentaire die de invloed schetste van Guy Mortier op de Vlaamse journalistiek in het algemeen. Bij De Standaard schrijven ze vandaag ál hun stukken al slapend.
Eén keer had Mortier het in de backstage aangelegd met een ster: Willy DeVille had ’m na zijn optreden een lepeltje coke toegestoken, maar Guy bedankte. Hij moest nog presenteren. Wel gek: volgens intimi hield Willy tot het einde vol dat hij die dag in Torhout had rondgehangen met Frank Zappa. Cocaïne: hell of a drug.
Maar ruimte voor uitspattingen was er nu eenmaal niet, want alles kon altijd beter. Moést beter. Ad infinitum. Ook Humo. Hij had weleens tegen een burn-out aangeschurkt, gaf Mortier nu toe. En dan ging de zelftwijfel, doorgaans stilletjes in een hoekje van de kamer op een been knauwend, plots schuimbekken en blaffen.
Ook de clash met Bonanza kwam aan bod ‒ Anderlecht: het blad ‒ maar daar zijn ooit al genoeg dooie bomen aan vergooid om er weer dure witruimte aan te besteden. Alleen de conclusie blijft baat hebben bij herhaling: Humo triomfeerde, en als Guy Mortier al rancune koesterde jegens de schapen die van zijn kudde waren afgedwaald, dan slikte hij die terstond weer in. Voor het welslagen van Humo, of wat dacht je.
In zulke kortstondige momenten van vertwijfeling leende zijn vriendschap met Kees van Kooten, die ook al een wezenlijk aandeel had in de eerste aflevering, zich uitstekend tot kruk waarop men leunen kon. Anders dan in die vorige aflevering, sloop er deze keer een hoorbare krak in Mortiers brom toen hij het over Koot had. Ei zo na werd het ’m te machtig, wat voor niet geheel onbevooroordeelde toeschouwers als steller dezes toch een beetje voelde als je vader zien breken. Voor één interviewee, een zekere Jens, was dat ook echt zo, maar voor vele anderen die onder hem de fleur van hun leven hadden opgedeeld in dinsdagen, bleef Guy Mortier een soort goede huisvader met vele pleegkinderen. ‘Guy zou mijn kind mogen slaan,’ verwoordde Jeroom hun band. Laat dat nu net zijn waarom het sinterklaasfeest op de redactie ooit werd afgevoerd.
Eén anekdote, ze zat al in de eerste aflevering, zei meer dan alle andere over Guy Mortier, man én hoofdredacteur. Chirurgen zijn er vooralsnog niet in geslaagd beide van elkaar te scheiden met behoud van alle capaciteiten. Op een dag viel Mortiers blik ineens op de architecturale pracht die de Antwerpse Cogels-Osylei haar monumentale uitstraling geeft: de straat waar hij sinds jaar en dag domicilie had, maar ernaar kijken, dat was hem nooit gelukt, de neus in de eeuwig opstapelende kopij. ‘Best een mooie straat,’ had hij gedacht. ‘You’ve got to stop and smell the roses’, zei Mac Davis. Hij schreef ‘In the Ghetto’ voor Elvis, en had dus wel vaker gelijk.
Tachtig: veel rozen, maar genoeg tijd om alsnog aan het snuiven te gaan. Néé, Willy.
Lees ook
Op zoek naar al onze tv-recensies? Hier hebt u het volledige overzicht
Dit zijn de beste series die afgelopen maand verschenen op Netflix, Disney+, Streamz en co