Televisie★★★☆☆
Hooverphonic leek in de eerste halve finale van het Songfestival in gewone plunje tussen de praalwagens van een Pride-optocht te lopen
De spanning was op de gezichten te lezen, de soberheid stond fel in contrast met het lawaaierige circus eromheen en de kerel in kostuum met het grappige kapsel leek niet echt op zijn plaats te zitten. Maar genoeg over Jan Jambon die in ‘De Cooke & Verhulst Show’ een versoepeling in de coronamaatregelen kwam aankondigen, gisteren moest Hooverphonic aantreden in de eerste halve finale van het Eurovisie Songfestival in Rotterdam.
We vermoeden dat weinigen ooit zullen hebben gedacht dat het kleurrijke, excentrieke en vaak zo beschimpte en verfoeide Eurovisie Songfestival nog zou dienen als startsein voor de terugkeer naar het normale leven. Maar zie, op een plek waar ruim een jaar geleden in allerijl en lichte paniek een noodziekenhuis werd opgetrokken, vond nu het eerste grote evenement na corona plaats, voor een publiek van zowat 3.000 op alle mogelijke manieren geteste toeschouwers en in goede banen geleid door drie presentatoren en één opmerkelijke belichaming van het cliché dat Nederlanders grote mensen zijn.
Aan de muziek te horen hadden ook de songleveranciers consignes gekregen dat het moest lijken alsof er nooit een pandemie was geweest. Na een korte intro waarin Jan Smit wars van alle actualiteit Israël hartelijk bedankte voor de puike organisatie van het festival in 2019 en de Nederlandse winnaar Duncan Laurence een flard mocht zingen van een nieuw lied dat gedoemd is om eeuwig in de schaduw van ‘Arcade’ te blijven, kregen publiek en kijkers in sneltempo alle elementen over zich heen die Eurovisie tegelijk onuitstaanbaar en onweerstaanbaar maken. Jaren-80-disco uit Litouwen, gebracht door mensen in een knalgeel joggingpak. Een Sloveense ballade die zo bombastisch was dat zelfs wijlen Phil Spector er een paar strijkers uit had geschrapt. Kostuumwissels en zuilen van vuur bij de Russen. Cyprus met een wulpse jongedame en een lied dat bijeengepikt is uit vijf bekendere nummers. En een reeks zangers en zangeressen, voornamelijk uit het voormalige Oostblok, van wie het Engels zoveel haar heeft dat Alex Callier er spontaan lange wapperende manen van krijgt.
Te midden van al dat geweld moest Hooverphonic zich staande houden met een song die – laten we wel wezen – niet tot hun beste behoort, en een act die bleek afstak tegen de rest. Dat laatste was de bedoeling, zo klonk het vooraf, want net dankzij de eenvoud zouden Geike en co. in het oog springen. Het blijft een wat vreemde redenering, alsof je in je gewone plunje tussen de praalwagens van een Pride-optocht gaat lopen in de hoop om op te vallen, maar goed: met het optreden was niets mis, Geike bleek toonvaster dan veel van haar collega’s en ‘The Wrong Place’ kon genoeg mensen overtuigen om een plek in de finale te veroveren. Misschien ook dankzij politiek geëngageerde stemmers die dachten dat het lied ging over de kandidaat die na Hooverphonic het podium opkwam: Eden Alene uit Israël met het in de huidige context toch wel erg ongelukkig getitelde ‘Set Me Free’.
Het valt niet meteen te verwachten dat België in die finale veel potten zal breken: in deze halve finale zaten tenslotte al een handvol inzendingen – Malta, Noorwegen, de waanzinnige elektrofolk uit Oekraïne – die duidelijk beter waren, en zowel donderdag als zaterdag treden er nog enkele landen aan die tot de topfavorieten worden gerekend. Maar het is op zich al een verdienste van Hooverphonic dat het verdere verloop van het Eurovisie Songfestival spannender wordt dan tijdens de afgelopen twee edities, en uiteindelijk draait alles zaterdag ook maar rond één vraag: komt premier Mark Rutte voor de puntentelling het podium op om mee te delen dat de terrassen in Nederland voortaan ook tot na 18 uur open mogen blijven?