televisie★★½☆☆
‘House of the Dragon’ heeft alles om een waardige erfgenaam van ‘Game of Thrones’ te zijn, maar het vuur laait nooit echt op
Waren de verwachtingen te hooggespannen? Of zijn de makers van ‘House of the Dragon’ op de grote muur van hun inspiratie gebotst? Wat ook de reden is: zelfs al zijn er in de prequel op ‘Game of Thrones’ een pak meer draken te zien dan in het origineel, het vuur laait nooit echt op.
‘Mannen steken nog liever het koninkrijk in brand dan dat ze een vrouw op de troon moeten zien zitten,’ zegt een - vrouwelijk - personage enkele afleveringen ver in ‘House of the Dragon’. Daarmee is de teneur van de serie goed gevat. Ruim tweehonderd jaar voor Daenerys Targaryen met haar draken richting King’s Landing trok, hadden haar voorouders de macht in Westeros stevig in handen, dankzij het noeste werk van Aegon de Veroveraar. Bij de start van deze reeks zit Viserys Targaryen op de IJzeren Troon, maar daar mocht hij, zoals in een prelude te zien valt, alleen plaatsnemen omdat de eerste troonopvolger Rhaenys (aka ‘the queen who never was’) het verkeerde geslacht had. Wanneer zijn eerste zoon in het kraambed sterft, neemt de koning de controversiële beslissing om zijn oudste dochter, Rhaenyra, aan te duiden als volgende in lijn. Dat is niet naar de zin van zijn broer Daemon, die vindt dat de troon hem toekomt. En ook andere leden van het hof beginnen plannetjes te smeden om alsnog een man aan het hoofd van het koninkrijk te krijgen.
Duistere complotten, een paar dozijn mensen met exotische en vaak erg op elkaar lijkende namen, uitbarstingen van geweld en seks: alle ingrediënten lijken aanwezig om van ‘House of the Dragon’ een waardig erfgenaam van ‘Game of Thrones’ te maken. Maar hoezeer de serie ook haar best doet om in de voetsporen van haar voorganger te treden, in het handvol afleveringen dat op voorhand te bekijken viel, wordt ‘House of the Dragon’ weinig meer dan een afkooksel, een beetje zoals er tijdens de begintitels echo’s van de ooit zo opzwepende theme song weerklinken. Het is een reeks met weinig spanning en veel vulsel, met te veel belachelijke pruiken en te weinig sterke personages. Vruchteloos heb ik gezocht naar iemand als Tyrion Lannister, de cynische dwerg met de scherpe tong - eigenlijk naar eender wie die een beetje grappig uit de hoek zou kunnen komen. Zelfs Jon Snow, toch niet het intrigerendste personage uit ‘Game of Thrones’, was hier welkom geweest.
Natuurlijk kun je zeggen dat het origineel destijds ook pas richting het einde van het eerste seizoen zijn ware potentieel toonde, in dat indrukwekkende slot van de negende aflevering, toen het hoofd van Ned Stark werd afgehakt. Dus misschien - het kan altijd - vergis ik me en komt er nog een moment waarop de aantrekkingskracht van ‘House of the Dragon’ zich ten volle openbaart. Maar het valt te vrezen, want ook lang voordat Ned zo onfortuinlijk aan zijn einde kwam, zaten er in ‘Game of Thrones’ al een hoop scènes die zoveel jaar later nog altijd in het geheugen staan gebrand. Jaime Lannister die op het einde van de eerste aflevering de tienjarige Bran Stark achteloos uit het hoogste raam van een toren duwde. Of Viserys, de broer van Daenerys, die in ‘A Golden Crown’ een kom gesmolten goud over zijn hoofd kreeg. Van ‘House of the Dragon’ blijft daarentegen erg weinig hangen. Ja, er komt af en toe een draak overvliegen en figuranten worden levend geroosterd, wat er spectaculair uitziet maar je ook even koud laat als een sneeuwstorm waarin White Walkers verborgen zitten.
Dat betekent niet dat ‘House of the Dragon’ geen succes kan worden. Er zaten nog meer dan genoeg fans te wachten op dit vervolg, zoals bleek toen de app van streamingdienst HBOMax in de Verenigde Staten crashte nadat de eerste aflevering was verschenen. Maar terwijl ‘Game of Thrones' enkele seizoenen lang niet alleen de populairste reeks op tv was maar ook één van de beste, ziet het ernaar uit dat deze prequel enkel in de eerste categorie thuis zal horen.