Televisie★★★★☆
In de laatste aflevering van ‘Revolutie in Indonesië’ op Canvas werd het zelfs David Van Reybrouck even te gortig
Gister sloot op Canvas de serie ‘Revolutie in Indonesië’ af, de stiekem indrukwekkende reeks van David van Reybrouck. Stiekem indrukwekkend? Ja, ondanks de ongelooflijke geschiedenis van Indonesië (een land zo groot als een klein continent) heeft deze reeks een behoedzame aanpak gekozen. Zo wordt de grip op de historie sluipenderwijs steeds meer tastbaar. Aan schokkende getuigenissen overigens geen gebrek – ‘hun borsten werden afgesneden’, zo vertelde een mevrouw in deel een over de Japanse bezetter tijdens Wereldoorlog II. Om te stellen dat er in Indonesië veel bloed is vergoten, is een understatement van jewelste maken.
Maar, zoals gezegd: dit driedelige portret koos een uitermate behoedzame benadering. Veel daarvan heeft te maken met David van Reybrouck, die als een bijzonder aimabele Kuifje door zowel Indonesië als Nederland trok om zo zijn boek ‘Revolusi’ te kunnen componeren. En bijbehorend televisie te maken. Het laatste deel van de reeks was voorbehouden aan het militaire optreden van Nederland in de jaren na 1946. Ik vond het een schokkende uitzending, al werd dat andermaal bijna terloops aangestipt. Die bijna schuchtere manier van zaken blootleggen (zo worden scènes uitgebeeld met bijna cartooneske miniaturen) stond me eerst wat tegen, maar is me gaandeweg steeds meer gaan bekoren.
Het sterkste punt van ‘Revolutie in Indonesië’ is dat het verhaal wordt verteld door veteranen: ooggetuigen op hoge leeftijd die nog eenmaal in hun geheugen grijpen. De laatste aflevering was er één van contrasten. Om de setting kort samen te vatten: in 1946 lijken het eenzijdig uitgeroepen Indonesië en de Nederlandse regering een deal te kunnen sluiten. Onafhankelijkheid voor de eilanden Sumatra en Java (het ‘hart’ van de nieuwe republiek) en handelsovereenkomsten voor Nederland. Maar het loopt spaak, en gesteund door (het zal niemand verbazen) de Amerikanen, grijpt Nederland keihard militair in. En daarmee is het grootste taboe van Nederland van na de Tweede Wereldoorlog geschetst. En hoe springlevend dat taboe nog is, 75 jaar na dato, dát was de crux van deze uitzending.
Enerzijds kregen we de Indonesische veteraan Iskandar Hadisaputra te zien. Een goedlachse, oude man in een rommeling verzorgingshuis. Hij vertelde hoe hij als kind was meegenomen door een oom en eigenhandig zag hoe het Nederlandse leger (KNIL) slachtoffers maakte. ‘De lijken lagen dagenlang in de straten, ze stonken’. Een blik op meneer Hadisaputra was genoeg om te zien dat hij die stank nooit meer was kwijtgespeeld. Diametraal daartegenover stond Goderd van Heek. Ook oud, maar wonend in een villa aan een lommerrijke laan. Op geaffecteerde toon sprak deze KNIL-veteraan over de ‘politionele acties’ van toen, en over de wreedheden die werden begaan. Toen hij de verantwoordelijkheid voor het doodschieten van kinderen en vrouwen in de schoenen van de Indonesiërs wilde gaan leggen, werd het zelfs Van Reybrouck even te gortig. Het programma hoefde verder niks te doen om te tonen dat kolonialisme een olievlek is die zich blijft uitbreiden, zelfs decennia na het beëindigen van een overheersing.
Het programma (en dus de reeks) eindigde met Joop Hueting. Meneer Hueting had in de jaren 60 als eerste Nederlander zich uitgesproken over oorlogsmisdaden. Kortom: een klokkenluider. Met pretoogjes liet hij dikke mappen vol verwensingen en bedreigingen aan Van Reybrouck zien. Het leek Hueting nooit te hebben gedeerd, hij wist dat hij aan de goede kant van de moraal stond. Het was een mooi slotakkoord van een driedelig portret dat de komende jaren prima op alle scholen vertoond kan gaan worden om de ménselijke kant van de Nederlands-Indische geschiedenis te vertellen.