film★★★½☆
In ‘The Fabelmans’ kan Steven Spielberg het niet laten om zijn nét iets te zelfingenomen memoires vooral gezellig te houden
Van Steven Spielberg, met Michelle Williams, Paul Dano, Gabriel LaBelle en Seth Rogen.
DRAMA In de gedenkwaardige openingsscène van ‘The Fabelmans’ zien we hoe een jochie anno 1952 voor de eerste keer in zijn leven met zijn ouders naar de cinema gaat. Omdat de uk een beetje bang is voor de geheimzinnige lichtbundel boven zijn hoofd, legt zijn vader hem rustig uit hoe een filmprojector werkt. ‘Films zijn als dromen,’ voegt zijn mama er geruststellend aan toe. Wat zich in die scène voltrekt, beste lezer, is een gebeurtenis waarvan de impact slechts valt te vergelijken met die van de oerknal: het is immers op dát historische moment in 1952 dat de piepjonge Steven Spielberg – in de film heet hij Sammy Fabelman – tot het besef komt dat er, wanneer je tegen een snelheid van 24 beelden per seconde een filmrol op een wit doek projecteert, pure magie ontstaat.
‘The Fabelmans’ neemt in Spielbergs oeuvre nu al een unieke plaats in: de man die ons in het verleden overdonderde met vraatzuchtige haaien, brullende dino’s en knallende zwepen, pakt op z’n 76ste uit met een (toch voor zijn doen) kleinschalige en persoonlijke film waarin hij op zoek gaat naar zijn verloren kindertijd. We zien hoe Sammy vanop de achterbank van de auto met grote ogen kijkt naar enkele winkelkarretjes die tijdens een tornado worden voortgeblazen door de wind; we maken mee hoe hij van zijn vader zijn eerste Super 8-camera cadeau krijgt; en in een reeks heerlijke scènes zien we hoe hij met inventieve do it yourself-effecten zijn eerste kortfilmpjes draait. Wij hebben zelfs ontdekt dat we iets gemeen hebben met Spielberg: ook voor óns was dat wekelijkse uurtje volleybal op school niets minder dan de hel! En bovenal kijkt Spielberg, met eindeloos veel liefde en begrip, terug op de twee figuren die voor een groot stuk verantwoordelijk zijn voor de weltschmerz die hij meedraagt: zijn mama (Michelle Williams), een gefrustreerde pianiste, en zijn papa (Paul Dano), een hardwerkende computerprogrammeur.
Eerlijkheidshalve moeten we wel zeggen dat Spielbergs trip down memory lane wat ons betreft niet op dezelfde hoogte staat als Paolo Sorrentino’s ‘The Hand of God’ of Alfonso Cuaróns ‘Roma’. Niet dat Spielberg de donkerte schuwt: wanneer hij (in een waargebeurde scène!) een vakantiefilmpje zit te monteren, doet Sammy een hartverscheurende ontdekking die hem voorgoed uit zijn comfortzone slingert. Maar anders dan Cuarón en Sorrentino, die twee indrukwekkende mausoleums optrokken voor het verloren paradijs van hun kindertijd, kan Ome Steven – het is nu eenmaal de aard van het beestje – het dan toch niet laten om zijn nét iets te zelfingenomen memoires vooral gezellig, hartverwarmend en een tikje sentimenteel te houden. En och, het deert niet. Met die huppelende pas die zo typisch voor hem is, voert Spielberg ons naar de schitterende slotscène, waarin Sammy voor de eerste keer een Hollywood-studio binnenstapt. De jongeling zal zijn verdriet nooit meer helemaal kwijtraken, maar het is hem gelukt om door het ergste heen te komen. En zijn toekomst, zo weten ook Indy en E.T., oogt stralend.
Vanaf 22 februari in de bioscoop.