film★★★★☆
‘Kill Bill’ werd duidelijk gedraaid door een bezeten, op een dieet van film-trash overlevende cinemaneuroot
Zes jaar lang heeft hij niks van zich laten horen, maar nu is Quentin Tarantino terug met een werkelijk fantastische film, waarin hij als nooit tevoren zijn liefde en passie voor de cinema en zijn obsessie met het exploitation-genre botviert.
‘Kill Bill’ is misschien zelfs de meest Tarantineske film die The Big T. tot nu toe uit zijn briljante hersenpan heeft geschud: hij heeft alle plot of karaktertekening definitief overboord gegooid - wie diepgang wil moet maar een duik in de oceaan nemen - en zijn film zonder gêne opgevuld met honderden filmcitaten en referenties aan de B-films (martial arts-flicks, spaghettiwesterns) waar hij zoveel van houdt - zo draagt Uma Thurman het kostuum van Bruce Lee en worden zelfs de kleinste figurantenrollen ingevuld door acteurs die Tarantino nog kende van zijn videotheekverleden.
‘Kill Bill’ werd duidelijk gedraaid door een bezeten, op een dieet van film-trash overlevende cinemaneuroot, maar je moet zélf zeker geen geek zijn om van deze heerlijke brok cinema te kunnen genieten - Tarantino beschikt over genoeg natuurlijke flair en talent om je anderhalf uur keihard bij je nekvel te grijpen, en hij zet de actie zo wonderlijk mooi in beeld dat je aldoor zit te kwijlen van genot, zelfs al rolt er af en toe een hoofd over tafel.
‘Kill Bill’ speelt zich niet meer af in het van coole gangsters en spitante oneliners vergeven popcultuurmilieu van ‘Reservoir Dogs’ en ‘Pulp Fiction’, maar in een irreëel, uit geheel eigen regels en wetten samengesteld stripverhaaluniversum, waar het bloed metershoog de lucht in geisert, waar een Boeing 747 onder een bloedrode hemel tussen de daken van de huizen vliegt, waar de personages majestueuze samoeraiduels uitvechten onder in slow-motion neerdwarrelende sneeuwvlokken, en waar cruciale sc7nes ineens worden onderbroken door een gedurfd stuk Japanse anime - stuk voor stuk geniale brokken cinema die bij mekaar worden gehouden door een schitterende soundtrack en vooral door de fantastische vertolking van Uma Thurman, die als een droeve wraakengel door de surrealistische decors waart en op haar eentje voor de broodnodige meeleeffactor zorgt.
De hoogtepunten zijn niet bij te houden: het spectaculaire, ongemeen rauwe openingsgevecht tussen Uma en Vivica A. Fox verwijst ‘The Matrix Reloaded’ gezwind naar de mottenballen (Tarantino gebruikte geen digitale effecten, maar zweert bij een ambachtelijke en fantastisch gechoreografeerde martial arts-stijl), de scene met de boosaardige verpleger (‘I’m Buck and I like to fuck’) is een giller, en het moment waarop Lucy Liu met haar kleurrijke yakuza-gevolg in slo-mo haar entree maakt in The House of Blue Leaves oogt zo cool dat ook wij ons vanaf heden alleen nog in slowmotion zullen voortbewegen.
‘Kill Bill’ staat voor anderhalf uur uitzinnige fun en puur visceraal, naar de buik en de ballen grijpend filmplezier: zeker niet te missen dus.