FILM★★★1/2☆
Lean On Pete
Charley en zijn peird, djuk djuk judjuk.
Veel hoefgetrappel in de cinema de laatste tijd. Maakten we in het magnifieke ‘The Rider’ kennis met een gewonde rodeorijder die op zoek dient te gaan naar een nieuw levensdoel, dan verbroederen we in de coming-of-agefilm ‘Lean On Pete’ met een eenzame tiener die troost vindt bij een vierpotige bink.
Half aan zijn lot overgelaten door zijn rokkenjagende vader (Travis Fimmel), en helemáál in de steek gelaten door zijn met de noorderzon verdwenen moeder, gaat Charley (Charlie Plummer) dan maar wat rondhangen op de lokale paardenrenbaan; geen Waregem Koerse waar je rijkelui met de gekste hoeden van champagne kunt zien nippen, maar een zanderig stuk grond waar inhalige paardenmenners hun trieste knollen tegen mekaar laten lopen. In de stallen smeedt Charley een band met een andere outcast: Lean On Pete, een oud renpaard dat het ooit goed deed op kermiskoersen maar nu aan zijn laatste races bezig is.
Het klinkt als iets uit een kleffe Disneyflick, maar gelukkig geeft regisseur Andrew Haigh (‘45 Years’) de meligheid op geen enkel moment de vrije teugels. De jockey (Chloë Sevigny) maant Charley meermaals aan om zich in geen geval aan het dier te hechten, maar wanneer eigenaar Del (Steve Buscemi) het paard aan een Mexicaans slachthuis dreigt te verpatsen, gaat Charley er met Pete vandoor; niet naar het magische land van Oz, maar naar het verre Wyoming, waar zijn tante woont.
En net zoals in de boeken van Charles Dickens ontmoet Charley tijdens zijn lange odyssee door het uitgestrekte land lieden die het slecht met hem menen, en kruist hij op de meest onverwachte momenten het pad van goede engelen. De vreemde weg die Charley aflegt, van sportieve tiener tot dakloze tafelschuimer, laat overigens goed zien dat er niet veel voor nodig is om een mens in de kansarmoede te laten tuimelen. Yep, zodra je in dit leven in een neerwaartse spiraal zit, kan het rap helemaal bergafwaarts gaan.
Het enige minpunt is dat ‘Lean On Pete’ de hele tijd dezelfde monotone toon blijft aanhouden. Begrijp ons niet verkeerd: we voelden ons in het gemoed gegrepen, maar tegelijk zaten we te wachten op dat ene grootse moment dat de film boven zichzelf doet uitstijgen; een onvergetelijk tafereel, of een écht memorabele ontmoeting. Het gesprek met de oorlogsveteranen lijkt ons wat dat betreft een gemiste kans, dat had naar de keel moeten grijpen, maar de scène blijft steken in een ietwat onpersoonlijke dialoog.
Anderzijds vormt de uiterlijke apathie waarmee Charley door het landschap trekt – alsof zelfs de ergste tegenslag z’n kouwe kleren niet raakt – nu net de kern van het verhaal. Uiteindelijk gedraagt Charley zich zoals de meesten onder ons: we vertellen niets over onze problemen (en al zeker niet op Facebook!), want net als Charley hebben we liever dat iedereen denkt dat het fantastisch met ons gaat dan dat men onze ellende ziet. Plummer speelt dat overigens prachtig: zijn ogen staan de hele tijd hol, maar tegelijk heb je het gevoel dat ze zich elk moment kunnen vullen met bittere, bittere tranen.