film★★★½☆
‘Love and Monsters’ is een dikkefunbezorger!
Het zopas op Netflix verschenen ‘Love And Monsters’ barst uiteen van de ingrediënten waarvan we ten onrechte dachten dat we er eigenlijk de buik vol van hadden. De setting: een post-apocalyptische aardbol waar de luttele overgebleven mensen, zoals dat meestal gaat in post-apocalyptische sciencefictionfilms, met primitieve handgemaakte wapens hun schuilplaatsen verdedigen en met doodsverachting op de laatste restjes voedsel jagen.
Het hoofdpersonage: een vastberaden jongeman (de van ‘The Maze Runner’ gekende Dylan O’Brien) die zich uit zijn ondergrondse bunker hijst en tijdens een lange trektocht doorheen onwerkelijke landschappen op allerlei obstakels botst. De belangrijkste dreiging onderweg komt van een horde ijselijke monsters die, gezien het wel héél slijmerige slijm dat in lange vettige slierten uit hun klapperende kakementen lekt, de nazaten hadden kunnen zijn van de gedrochten uit ‘The Swamp Thing’, de ‘Alien’-franchise, ‘Starship Troopers’ en ‘The Green Slime’. Het verhaal wijkt met andere woorden nergens af van de conventies van het dystopische monsterfilmgenre, maar de grote liefde van de makers voor die conventies is zó mooi voelbaar en werkt zó verfrissend en aanstekelijk dat wij op het eind tot onze eigen verbazing dachten: een sequel, nu!
Eerst nog iets over die setting: in een niet zo verre toekomst heeft een wereldwijde chemische neerslag ervoor gezorgd dat alle koudbloedige dieren op aarde zijn gemuteerd tot gigantische monsters die de mensheid voor 95% hebben uitgeroeid. Gigantische rupsen, slakken, mieren, kakkerlakken en kikkers die met hun vliegensvlug naar buiten schietende zuigtongen de laatste mensen proberen te onderscheppen: het klinkt als de pitch van een op belabberde speciale effecten steunende horrorfilm uit de late jaren 50 (‘Attack of the Giant Frogs’!), maar wij kregen bijwijlen echt rillingen van die enorme reptielen die zich als ware meesters van de camouflage ophouden op het volledig door de natuur overwoekerde Amerikaanse grondgebied.
‘Het is niet zo leuk als je ineens van de top van de voedselketen wordt geschopt,’ hoorden we een personage zeggen: in een tijd waarin hoe langer hoe meer duidelijk wordt dat de mens, hoe technologisch geavanceerd ook, in de kosmische orde der dingen toch maar een zwak schakeltje vormt, klinken die woorden bijna profetisch. Overigens komt die oneliner van de met een samoeraïzwaard rondlopende Michael Rooker, wat ons doet denken aan één van de meest onloochenbare artikelen uit het filmwetboek: een film met Michael Rooker kan nooit helemaal slecht zijn.
Wij vonden het ook best romantisch dat het de liefde is die de hoofdfiguur doet besluiten om zijn bunker te verlaten (Joels droommeisje bevindt zich in een kolonie 135 kilometer verderop), maar wat de film pas écht tot een charmante kijkervaring maakt, is dat de makers geen gelegenheid onbenut laten om met veel oprechte liefde en speelse humor de genreclichés te omhelzen, zoals wanneer Joel na een alweer spannend gevecht uit een modderige vijver kruipt en net zoals Gordie uit de classic ‘Stand By Me’ tot zijn eigen ontzetting een heleboel bloedzuigers van zijn vel dient te trekken.
En weet u nog hoe Daryl uit ‘The Walking Dead’ na het doorzeven van de zoveelste Walker altijd weer in één vloeiende beweging zijn kruisboog weer in zijn rugtas schuift? Óns zou het nooit lukken om zo vlotjes met een wapen om te gaan, en in een korte parodiërende scène is het heerlijk om te zien hoe ook Joel ietwat moeite heeft om zijn kruisboog in zijn ransel te schuiven. Tot slot geven we u mee dat de verschillende monsters uit ‘Love and Monsters’ van één van de personages allerlei grappige maar heel toepasselijke namen krijgen toebedeeld: Boombranders, Rotsduikers, Zandvreters, Ledenmatenkrakers, Ledenmatenpletters. En ook de film zélf krijgt van ons een bijnaampje: Dikkefunbezorger.