FILM★★★☆☆
‘Parasite’ is een ietwat overhypet curiosum dat het midden houdt tussen een beklemmende thriller en een gitzwarte satire
Vanavond kan u op Arte de horrorhit ‘Parasite’ bekijken, waarmee de Zuid-Koreaanse cineast Joon-Ho Bong geheel onverwacht een Gouden Palm in de wacht sleepte. Onze Man wist u enkele jaren geleden al te vertellen of de film uw tijd en moeite waard is.
Er is iets merkwaardigs aan de hand met de jongste worp van Quentin Tarantino. Prezen de filmcritici ‘Once Upon a Time... in Hollywood’ de voorbije maanden vrijwel unaniem de hemel in, dan onthaalt het grote publiek Tarantino’s hommage aan het Hollywood van de jaren 60 veeleer op de spreekwoordelijke gemengde gevoelens. Normaal gesproken ziet niemand ons op café ooit staan – wij behoren nu eenmaal tot het stille, onopvallende type – maar zelfs wíj werden de voorbije weken in de stad opvallend vaak aangeklampt door mensen die kwijt wilden dat ze ‘Once Upon a Time... in Hollywood’ wel góéd vonden, maar dat ze alles bij elkaar toch wat op hun honger waren blijven zitten. Die kleine backlash viel drie jaar geleden overigens ook ‘La La Land’ te beurt: de musical van Damien Chazelle sloeg eveneens een kloofje tussen de euforische filmcritici en de iets koelere publieke opinie.
Waarom we dat hier allemaal vermelden? Omdat ‘Parasite’, de nieuwe film van de onnavolgbare Zuid-Koreaanse cineast Joon-ho Bong (‘Okja’, ‘Snowpiercer’, ‘The Host’), weleens in diezelfde kloof zou kunnen tuimelen. In Cannes haalden de critici massaal de loftrompetten boven en Bong ging op het einde van het festival ook naar huis met de Gouden Palm, maar het valt te betwijfelen of de betalende bioscoopbezoeker even laaiend zal zijn over het ietwat overhypete curiosum.
Bong neemt ons mee naar een treurige kelderwoning, waar de leden van de familie Kim stiekem meesurfen op de wifi van de buurvrouw en voor een schamel loon pizzadozen staan te vouwen. Hoewel ze aan de onderkant van de sociale ladder bungelen, beschikken de Kims over genoeg schranderheid om zich binnen te werken in de villa van de welgestelde familie Park – en zo begint een bevreemdende film die, zoals we dat van Bong gewend zijn, het midden houdt tussen een beklemmende thriller en een gitzwarte satire.
Ergens valt wel te begrijpen waarom ‘Parasite’ de Gouden Palm heeft gewonnen: de manier waarop Bong slapstick en spanning naadloos door elkaar laat vloeien, getuigt van een fenomenale beheersing van het medium, de fotografie is magnifiek, en wat ook geholpen zal hebben om de hoofdprijs binnen te halen, is dat er – net zoals in ‘Us’ van Jordan Peele – in het verhaal een striemende commentaar op de sociale ongelijkheid op onze aardkloot vervat zit. En toch: was dat nu écht de allerbeste film die in Cannes in de competitie zat?
Toegegeven, Bong pakt naar goede gewoonte uit met enkele schitterende visuele vondsten, de dialogen zijn af en toe om je te bescheuren (‘We vieren de heraansluiting van onze telefoons op de machtige wifi!’), en naar het einde toe pakt Bong uit met een onverwachte opstoot van ontroerende poëzie. Maar de bloederige manier waarop hij de clash tussen de gezinnen laat escaleren stelt teleur, en wat ons betreft mist ‘Parasite’ ook de uitzinnigheid en de heerlijk over de top gaande surrealistische verbeeldingskracht van ‘Snowpiercer’. Bong verdient een grote bekroning, maar niet voor deze film.