TELEVISIE★☆☆☆☆
Plaatsvervangende schaamte doet het goed in ‘Karentaine’
Het ellendige aan het internet is dat er zoveel van is. Dat betekende dat je ook geen geldige tegenargumenten kon verzinnen, bijvoorbeeld betreffende een nijpend plaatsgebrek in den digitale of een verstopping van de breedband, toen Karen Damen openlijk het idee opvatte om op eigen kracht een soortement praatprogramma te beginnen.
Een guitige woordspeling als ‘Karentaine’ kan je niet onbenut laten, vermoed ik, ook al is een bekijkenswaardige talkshow in elkaar boksen een klus waar zelfs reguliere zenders zich met wisselend succes aan wagen. Dat had een ontradende bedenking kunnen zijn, de kans dat je het in je eentje klaargespeeld krijgt in je tuin gaat er op slag nog geringer door lijken, maar wat zou de wereld zijn zonder zelfoverschatting? Mogelijk een oord waarin iets als pakweg ‘Karen maakt een plaat’ je ook bespaard was gebleven. Ik dagdroom steeds vaker.
Al bij de eerste aflevering van ‘Karentaine’ klonk gemor over de inbreuk op de heersende verboden op samenscholingen die het programma kon inhouden. Zo hard van stapel lopen wou ik nu ook weer niet, want het kransje genodigden dat Damen op de bank krijgt in ‘Karentaine’ overlapte tot nog toe geenszins met mijn eigen bubbel, waardoor het me ook een pak minder kon schelen of er nu één opdaagde met een kwaaie hoest. De verzamelde gasten hebben vooral veel weg van Damens eigen inner circle. Zo draaiden met Peter Vanlaet en de illustere Starlings al twee van de drie afleveringen rond de olijke all-in-vakantie ‘Liefde voor muziek’. Tom Dice, het mannetje van de Starlings, toonde zich daarbij de pienterste gast, want in een heldere bui begon hij zich plots luidop af te vragen wat nu precies de bedoeling was van ‘Karentaine’ - een vraag die je op eigen risico stelt als je er al tot je knieën in vastzit. De beweegreden, zo legde Damen uit, was een nobele. Ze gaf te kennen dat ze onderhand de buik vol had van corona-gerelateerd gepalaver op d’aloude kijkbuis: ze miste entertainment, klonk het, wat haar geïnspireerd had tot het op poten zetten van de praatbarak waar je nu naar zat te kijken. Het kan vreemd lopen. Nu, mocht Marc van Ranst zich toch ooit aandienen als gast zou ze ‘m ook niet wegsturen, wist ze, maar dan zou het wel over luchtige dingen moeten gaan - ‘misschien vragen wat hij gestudeerd heeft of zo.’ Weinigen weten dat epidemiologie slechts een hobby is van de viroloog Marc van Ranst, tijdens de werkuren voltijds installateur van zonnepanelen.
De achterliggende gedachte was een edele, en lui die iets in te brengen hebben tegen de roep om meer entertainment hoor je mijns inziens zelfs te wantrouwen, maar uitgerekend vermaak is tot op heden iets wat ik maar niet gerijmd krijg met ‘Karentaine’. Een gesprek die naam waardig, een gedachtewisseling die het niveau overstijgt van wachtenden bij de bakker die onderling hun verveling wereldkundig maken, heb ik er de voorbije drie uur nog niet in gezien, laat staan iets waarbij ik me als kijker meer voelde dan een ongemak dat hoogstens geduld werd. Damens vragen, opgeworpen in het stijlregister haar eigen, varieerden tot nog toe van ‘Ziede gulle zo series en al?’ tot ‘Liet er nu iemand een scheet?’ In de tweede aflevering, toen Damen plots ‘Is da na aan ‘t regene?’ kreette, leek zich nochtans even een veelbelovend meteorologisch intermezzo aan te kondigen. Helaas bleek het niet te regenen, of toch niet als je mijn humeur buiten beschouwing liet.
Hoe gek te bedenken dat er in vergelijking nog altijd kindjes zijn in Afrika die het tot op vandaag zonder eigen talkshow moeten stellen - en dus ook zonder Andy Peelman, die zonder duidelijke reden aanwezig was in aflevering drie, maar toch nooit uit de toon viel wanneer hij het woord nam. Zoals wel vaker kreeg ik bij zijn tussenkomsten prompt het gevoel ergens op een Oost-Vlaamse markt te staan, waar een verkoper in schoonmaakmiddelen me met veel misbaar en overslaande stem een volgens hem veelbelovend merk van koperpoets probeert aan te praten, tot groeiend amusement van omstanders wier lol verdacht veel op leedvermaak lijkt. Plaatsvervangende schaamte doet het goed in ‘Karentaine’, maar ik put me er liever niet in uit.