‘Babylon’
Regisseur Damien Chazelle, het supertalent dat een studio zo gek kreeg om gegarandeerd tientallen miljoenen verlies te maken
Hij studeerde aan Harvard, was jazzdrummer en is de jongste winnaar van een Oscar voor Beste Regie. ‘La La Land’-regisseur Damien Chazelle lijkt een 21ste-eeuws wonderkind, maar wel een dat droomt van een Hollywood dat niet meer bestaat. Dat blijkt eens te meer uit zijn passieproject ‘Babylon’.
In het schier eindeloze dambord aan straten die samen Hollywood vormen, zijn het vooral de statige avenues die de aandacht trekken. De met gouden sterren en protserige bioscopen geplaveide laan die Hollywood Boulevard heet. De mythische Sunset Boulevard, die nog mythischer werd toen hij zijn naam uitleende aan een filmklassieker. In de heuvels van Griffith Park herinnert het beroemde Hollywood Sign je eraan waar je je precies bevindt, aan de andere kant, tussen het groen van Hollywood Forever Cemetery, liggen iconische namen als Judy Garland en Rudolph Valentino voor eeuwig te rusten.
Maar het is op Wilcox Avenue, een van de vele anonieme straten die al die plekken met elkaar verbinden, dat je én Marilyn Monroe én Charlie Chaplin én Humphrey Bogart én James Dean tegenkomt. De muurschildering ‘You Are the Star’ toont hen als een bioscooppubliek dat jou aankijkt, en u kent het fresco waarschijnlijk uit ‘La La Land’ (2016): het vormt er de buitengevel van het restaurant waar aspirant-actrice Mia (Emma Stone) voor het eerst jazzpianist Sebastian (Ryan Gosling) hoort spelen.
‘La La Land’-regisseur Damien Chazelle is verliefd op dat legendarische, magische, mythische Hollywood en de sterren die het heeft voortgebracht. Dat bleek al uit ‘La La Land’, waarin Gosling al zingend mijmert over de ‘City of Stars’ en Stone op de studioset van Warner Brothers haar liefde verklaart voor klassiekers als ‘Casablanca’. En het blijkt nóg meer uit zijn ‘Babylon’, zijn nieuwe film die aanvoelt als een magnum opus en zich afspeelt in Tinseltown in de late jaren twintig, de jazz age waarin de revolutie van de geluidsfilm plaatsvindt en fictieve filmsterren als Jack Conrad (Brad Pitt) en Nellie LaRoy (Margot Robbie) er, al is het maar voor even, mogen schitteren.
“You don’t become a star”, zegt Robbie aan het begin van Babylon, “you either are one or you ain’t.”
Geen ster
Damien Chazelle is veel, maar hij is geen ster. De meeste mensen zouden hem niet herkennen, met zijn zwarte krullen en jongensachtige snorretje, mochten ze hem tegenkomen op straat – of het nu Hollywood Boulevard is of niet. Hij ziet eruit als een niet al te uitzonderlijke 37-jarige man en werd niet geboren in het ‘la la land’ van Los Angeles, maar in Providence, Rhode Island, een stad die létterlijk aan de andere kant van de VS ligt. Hij groeide op in het nabijgelegen New Jersey, als de zoon van een professor aan Princeton University en een leerkracht geschiedenis.
Gedurende zijn jeugd ontwikkelde Chazelle twee passies die, afgaande op zijn filmoeuvre, aan het obsessieve moeten grenzen. De eerste is muziek, jazz om precies te zijn. Voor hij, tijdens zijn studentenjaren, de vellen beroerde in het indiepopbandje Chester French, was hij de drummer van het jazzorkest van zijn middelbare school. Die ervaringen, en het strikte dirigeren van de muziekleraar op school, zouden later als inspiratie dienen voor zijn doorbraakfilm ‘Whiplash’ (2014), waarin Miles Teller een ambitieuze jazzdrummer vertolkt die wordt gebroken door zijn maniakale orkestleider, gespeeld door J.K. Simmons.
‘De kern van die film waren gewoon dingen die ik had meegemaakt’, vertelde Chazelle destijds aan Indiewire. ‘Er waren veel specifieke dingen van de high school jazz band die ik me herinnerde: de dirigent die mensen uitzoekt die uit de toon spelen, of me urenlang doen stoppen en weer herbeginnen terwijl de band toekeek.’
Blinde schilder
Een carrière als jazzdrummer leek niet voor Chazelle weggelegd (‘Ik had een vreselijk gevoel voor tempo, wat ongeveer hetzelfde is als een blinde schilder zijn’), en dus trok hij naar Harvard, waar hij zich toelegde op die andere passie: film. ‘Al van toen ik klein was, wilde ik filmmaker worden’, vertelde hij aan het universiteitsblad. Hij leerde er ook Jasmine McGlade kennen, met wie hij vier jaar getrouwd was, en die enkele van zijn projecten producete, en muzikant Justin Hurwitz. Hun creatieve huwelijk lijkt een langer leven beschoren: Hurwitz schreef de muziek voor de vijf films die Chazelle tot nu toe maakte.
De eerste was de film die Chazelle oorspronkelijk had bedacht als afstudeerproject, ‘Guy and Madeline on a Park Bench’ (2009). Gedraaid op locatie in Boston, op korrelige, zwart-witte 16mm-film en voor een productiebudget van om en bij de 60.000 dollar lijkt ‘Guy and Madeline’ niet veel eigenschappen te delen met ‘Babylon’, een drie uur durend Hollywood-epos waarvoor de producenten zo’n 80 miljoen dollar moesten ophoesten. Maar, op de setting na, huppelen vrijwel alle stokpaardjes van Chazelle in dit kleine, rauwe debuut: ‘Guy and Madeline on a Park Bench’ draait om de vluchtige romance tussen een ambitieuze jazztrompettist en een jonge vrouw die naar New York wil verhuizen om iets van haar leven te maken, en de film heeft de vorm van een nouvellevague-musical, met livejazz én tapdansnummers.
Klinkt dat als een blauwdruk voor ‘La La Land’? Dat is het in zekere zin ook. ‘La La Land’ was de volgende film die Chazelle wilde maken, en zoals de personages in zijn films verhuisden hij en Hurwitz naar Los Angeles om hun droom te doen uitkomen. ‘Er valt iets voor te zeggen, voor het hebben van onrealistische dromen’, zou hij later aan The Guardian vertellen. ‘Zelfs als de dromen niet uitkomen – dat is wat ik zo mooi vind aan Los Angeles. Het zit er vol met mensen die naar daar zijn verhuisd om hun dromen na te jagen. En veel van die mensen wordt verteld dat ze gek zijn, of dat ze in ‘la la land’ leven.’
Dat de verhuizing naar LA zijn vruchten afwierp, blijkt uit het immense succes van het meesterlijke ‘La La Land’, een hoopvolle, licht naïeve en bitterzoete film die de gloriedagen van het studiotijdperk in herinnering bracht, toen musicals als ‘Singin’ in the Rain’ een massapubliek in vervoering brachten. Zelfs met de casting van Gosling en Stone probeerde Chazelle terug te grijpen naar de hoogdagen van Hollywood. ‘Ze zijn eigenlijk tijdloos, in de zin dat je je hen kan inbeelden in een oude film uit de jaren veertig, als een Hollywood-koppel’, duidde hij in The Guardian, ‘zoals Fred Astaire en Ginger Rogers, of Katharine Hepburn en Spencer Tracy.’
De film bracht zo’n 450 miljoen dollar op en werd voor veertien Oscars genomineerd, een record dat het deelde met ‘Titanic’ en ‘All About Eve’. Uiteindelijk won ‘La La Land’ er zes, al greep het op een legendarische manier naast het beeldje voor Beste Film, toen de aankondiging dat ‘La La Land’ had gewonnen tíjdens de dankwoorden werd rechtgezet en bleek dat de Oscar naar ‘Moonlight’ ging. Chazelle bevestigde evenwel zijn status als een vroegtijdig supertalent: op zijn 32ste werd hij de jongste regisseur ooit die de Oscar voor Beste Regie won. J.K. Simmons gaf hem niet toevallig de bijnaam ‘Boy Wonder’.
Luchtkastelen
Toch had ook Chazelle net na zijn verhuizing naar LA aanvankelijk moeten horen dat hij gek was en luchtkastelen probeerde te bouwen. Hij had gehoopt ‘La La Land’ te kunnen maken voor een budget van om en bij het miljoen dollar – kleingeld in Hollywood, maar in 2010 zag geen enkele studio wat in een verhaal over een jazzfreak en een mislukte actrice die samen hun dromen najagen. Als een musical dan nog, met liedjes die niemand kende. Chazelle kreeg te horen dat hij van de jazzpianist beter een rockmuzikant maakte en dat het bitterzoete einde van de film eraan moest geloven – compromissen die hij niet wilde maken. ‘Er waren heel veel mensen die zeiden dat wat we wilden maken een heel duur museumstuk was’, vatte de filmmaker het samen in The Hollywood Reporter.
In de plaats daarvan legde hij zich toe op het schrijven van scenario’s, onder meer dat van ‘The Last Exorcism Part II’ en ‘Grand Piano’ – een film over een concertpianist die dreigt te worden neergeschoten als hij een noot fout speelt. ‘Ik heb duidelijk wat problemen met muziek’, erkende hij nadien tegenover Indiewire, wat ook bleek uit het scenario voor ‘Whiplash’, dat hij in dezelfde periode schreef.
Dromenjager
Het einde laat ruimte voor interpretatie, maar zowel de ervaringen waarop Chazelle de film baseerde als de reden waarom hij de film maakte, maken van ‘Whiplash’ een film over dromen die niet uitkomen. Ironisch genoeg was het ook de film die Chazelles dromen wél deed uitkomen. ‘Whiplash’ werd bedolven onder lovende kritieken, verbleef in de hoogste regionen van eindejaarslijstjes en werd genomineerd voor vijf Oscars, waaronder Beste Film en Beste Scenario. Uiteindelijk ging de film met drie beeldjes naar huis, waaronder eentje voor bijrolacteur J.K. Simmons. Voor zijn scenario en regie werd Chazelle zelf ook genomineerd voor twee BAFTA Awards.
Bovenal zette ‘Whiplash’ Chazelle op de kaart als een uiterst getalenteerde én uiterst jonge filmmaker, die niet te beroerd is om zijn eigen stijl te zoeken, een ambitieuze mise-en-scène uit te denken en regisseert zoals een jazzdrummer speelt: nu eens traag en een tikje melancholisch, dan weer furieus en razend snel, maar bovenal met ontzettend veel bravoure. ‘Ik hou van de idee dat cinema niet echt ver van muziek ligt’, legde hij later uit in The Guardian. ‘Bij veel van mijn favoriete filmmakers voelt de manier waarop ze hun camera bewegen of de manier waarop ze monteren heel muzikaal aan – ook als de films zelf geen muziek bevatten.’
Op die manier werd de naam van Chazelle eentje met betekenis in Hollywood en leek zijn obsessie met het najagen van dromen vruchten af te werpen: eerst was er ‘La La Land’ en nadien was er ‘First Man’. Zelfs die Neil Armstrong-biopic, die de minst ‘Chazelliaanse’ van zijn films lijkt (de film draait niet om jazz of om Hollywood), gaat over een obsessieve dromenjager, die net als Chazelle zijn droom nog ziet uitkomen ook. Al vraagt dat ook opofferingen, zowel voor Armstrong als voor Chazelle – in 2014 scheidde hij van McGlade. Hij zou drie jaar later hertrouwen met actrice Olivia Hamilton, die een rolletje had in ‘La La Land’ en ook te zien is in ‘Babylon’.
Zo lijken letterlijk álle liefdes van Damien Chazelle samen te komen in zijn nieuwste kunstwerk, een film die zich afspeelt in een gedroomde versie van de echte wereld: een exuberante, zeg maar decadente versie van Hollywood, waar filmsterren en -producenten immense feesten geven, waar de drank en de drugs nooit op raken, en waar de jazzbands de hele nacht doorspelen. Het is een wereld waarin de personages erover fantaseren om ‘deel uit te maken van iets groters, iets wat blijft bestaan, iets wat belangrijker is dan het leven’.
Tegelijk is Babylon een nieuw hoofdstuk in Chazelles oeuvre, omdat de dromen nu en dan uitmonden in een nachtmerrie, zowel voor de personages als voor de mensen achter de film. Paramount – het retrologo uit de jaren twintig opent de film meteen op uiterst nostalgische wijze – pompte heel wat geld in ‘Babylon’, een film waarvoor de productie- en promotiekosten opliepen tot zo’n 160 miljoen dollar: Amerikaanse media schatten dat Chazelles nieuwste project wereldwijd zo’n 250 miljoen dollar moet opbrengen om winst te maken. De kans dat dat lukt, is miniem, grenzend aan onbestaand.
Sinds de film in de Verenigde Staten net voor kerst uitkwam, haalde hij tot nog toe slechts 14 miljoen dollar op. De term ‘box office bomb’ werd al bovengehaald. De verklaringen lijken niet te schuilen in de kwaliteit van de film – die een tikje onevenwichtig is, maar ook andermaal het uitzonderlijke regietalent van Chazelle bewijst – maar wel in omstandigheden en een veranderende industrie. ‘Babylon’ is R-rated, met personages die worden ondergescheten door een olifant of ondergepist door een prostituee, met astronomische hoeveelheden drank, drugs en vloekwoorden en met een fikse portie expliciet naakt en geweld. Die rating beperkt sowieso het publieksbereik.
Daarnaast is het megalomane Babylon ook een uniek passieproject, waar de eigenzinnigheid van afdruipt en waarvan je je drie uur lang afvraagt: hoe heeft hij de studio gek genoeg gekregen om zo’n riskante film te produceren? Uit de Amerikaanse cijfers lijkt te blijken dat de appetijt voor zulke films eerder beperkt is in tijden waarin vooral franchisefilms scoren aan de kassa, of het nu gaat om de dinosaurussen van ‘Jurassic World’, de aliens van ‘Avatar’ of de superhelden uit de Marvel-stal. Zijn zij de filmsterren die vandaag een muurschildering bij Hollywood Boulevard zouden sieren?
Zes jaar geleden stelde Damien Chazelle dat hij houdt van ‘movies where you can sense that the director risked biting off more than they can chew’ en omschreef hij ‘La La Land’ als ‘een Hollywoodfilm, in de oude zin van het woord, die persoonlijk en anders aanvoelt. De ruimte waar die twee dingen overlappen wordt steeds kleiner.’ 'Babylon’ lijkt daar een tragisch voorbeeld van te woorden.
Door een nostalgische versie van Hollywood uit zijn camera te toveren, bewijst Damien Chazelle anderzijds dat hij over een uitzonderlijk talent voor filmmaken beschikt. Ironisch genoeg doet die nostalgie ook vermoeden dat hij een paar decennia te laat is geboren, dat zijn talent beter tot zijn recht zou komen in het droombeeld van Hollywood dat hij in ‘La La Land’ en ‘Babylon’ najaagt. Al is het net dat blijven dromen wat Chazelle zo aantrekt. ‘Er is iets erg poëtisch aan een stad die gebouwd wordt door mensen met onrealistische dromen’, besloot hij in The Hollywood Reporter, ‘en daarvoor alles op het spel zetten.’
Babylon, vanaf nu in de bioscoop.
(DM)