Televisie★★★☆☆
‘The Liberator’ op Netflix: ‘Sommige verhalen verdienen het om tot het einde der tijden te worden verteld’
De nieuwe oorlogsreeks ‘The Liberator’ lijkt wat op een veldrijder die meedoet aan een wedstrijd waar ook Wout Van Aert en Mathieu Van der Poel aan de start staan: je weet op voorhand dat een ereplaats het hoogst haalbare is.
De Amerikaanse luitenant-kolonel Felix Sparks was tijdens de Tweede Wereldoorlog – u weet wel: die periode waar ook mensen die ze niet eens hebben meegemaakt graag naar verwijzen om te zeggen dat de jeugd het vandaag heus niet zo lastig heeft – deel van het geallieerde leger dat Europa kwam bevrijden. Hij landde samen met de manschappen die onder zijn bevel stonden in 1943 op Sicilië, ging daarna via de Franse Vogezen richting Duitsland en trok uiteindelijk, na 511 dagen vechten en ploeteren, het concentratiekamp van Dachau binnen. De tocht van Sparks en zijn gezellen, in 2012 beschreven door Alex Kershaw in het boek waarop ‘The Liberator’ is gebaseerd, lijkt natuurlijk in grote lijnen goed op die van de Easy Company uit ‘Band of Brothers’. En die briljante miniserie van Steven Spielberg en Tom Hanks is bijna twintig jaar na de release nog steeds de gouden standaard in het genre, een lat waar zelfs Tia Hellebaut op een eenwieler niet overheen zou raken.
‘The Liberator’ komt ook zelden echt in de buurt van ‘Band of Brothers’ maar kan zich wel op twee manieren onderscheiden van de grote voorganger. Ten eerste is het een animatieserie gemaakt met de zogenaamde ‘Trioscope’-technologie, waarbij een groot deel eerst opgenomen wordt met echte acteurs en er achteraf over en bij wordt getekend. Het procedé is vijftien jaar na het debuut in ‘The Polar Express’ nog steeds niet perfect, want de expressiviteit en levendigheid van de gezichten blijven een heikel punt. Maar het geeft ‘The Liberator’ wel een gestileerd, bijna tijdloos uitzicht en zorgt er vreemd genoeg ook voor dat het geweld op het slagveld bruter lijkt: de momenten waarop jonge soldaten schijnbaar uit het niets neergeschoten of opgeblazen worden, met helderrood bloed dat in het rond spat, komen harder aan dan gelijkaardige scènes met echte acteurs.
Ook inhoudelijk is er een verschil met ‘Band of Brothers’. Sparks’ regiment had als bijnaam ‘Thunderbirds’, omdat er zoveel native Americans in zaten: mannen die thuis, waar de segregatie niet alleen voor zwarte Amerikanen gold, veel minder rechten hadden dan de witte bevolking. ‘Ze moeten vechten aan de zijde van mensen met wie ze niet eens in dezelfde bar iets mogen gaan drinken,’ zo merkt een Duitse soldaat aan het begin op terwijl hij een Amerikaan ondervraagt: meteen de eerste keer in mijn leven – ik ben tenslotte Carrera Neefs niet – dat ik vond dat een nazi een punt had. De verhalen van mannen als Coldfoot of Otaktay, die tegen hun wil ‘chief’ worden genoemd en keihard moeten strijden voor een beetje erkenning, komen in dit soort series weinig aan bod, maar ‘The Liberator’ toont dat de native Americans een groot aandeel hadden in de bevrijding, zelfs al werden ze door zowat iedereen als minderwaardig beschouwd.
Het hoofdpersonage blijft echter duidelijk Sparks, een kerel die in de wieg is gelegd voor het leiderschap en zijn hand niet omdraait voor ontroerende speeches over hoe ‘de Duitsers nooit hebben moeten vechten tegen mannen als jullie’. Een ware held ook: als Sparks gewond raakt bij de eerste gevechten, moet hij op doktersbevel terug naar de VS maar hij legt de orders naast zich neer om bij zijn soldaten te kunnen zijn. Weinig dingen vatten de absurditeit van een oorlog zo goed samen als het moment waarop de militaire politie hem wil arresteren wegens insubordinatie, net wanneer hij en de rest van het peloton zwaar onder vijandelijk vuur liggen. ‘The Liberator’ volgt Sparks vier afleveringen op zijn tocht door Europa dat langzaam uit de nazi-nachtmerrie ontwaakt, en al voelen grote delen van zijn reis klassiek aan – de brieven naar zijn liefje thuis, de gevechten in besneeuwde landschappen, de zenuwachtige soldaten die vlak voor de landing overgeven in een amfibievoertuig – ze blijven wel indruk maken.
Het kan bovendien, nu 24-jarige jongedames nog steeds bereid blijken om in dirndl-outfit bloemen te gaan leggen op het graf van een oud-SS’er, geen kwaad om er nog eens aan te herinneren dat diezelfde SS’ers op het einde van WO2 Duitse kinderen in een uniform staken om mee te vechten, mannen zonder pardon ophingen omdat ze de bevelen niet wilden opvolgen en honderden gevangenen lieten stikken in verlaten treinwagons in de velden. Sommige verhalen verdienen het om tot het einde der tijden te worden verteld, zelfs al gebeurt dat dan niet altijd even briljant als in ‘Band of Brothers’.