FILM★★★★☆
The Red Turtle (★★★★☆)
80 minuten glinsterende magie.
Het spijt ons, lieve Dory, maar we gaan je alleen op de koraalbank laten zitten: wij hebben ons hart geschonken aan een rode schildpad. Het verschil tussen het vorige week uitgekomen ‘Finding Dory’ en het nieuwe ‘The Red Turtle’ komt grof gezegd overeen met het verschil tussen luid tumult en hypnotische kracht; tussen ongeïnspireerd bandwerk en pure magie. De maker van ‘The Red Turtle’ is de Nederlandse cineast Michael Dudok de Wit: niet alleen een begaafd animator, maar tevens een lyrisch genie.
De Wit, in 2001 winnaar van een Oscar voor zijn korte tekenfilm ‘Father and Daughter’, ging voor zijn eerste langspeelfilm in zee met de legendarische Ghibli-animatiefilmstudio: Isao Takahata, de regisseur van ‘The Tale of the Princess Kaguya’, stond de Wit bij met commentaren, tips en adviezen en deed hem op die manier iets van de gekende Ghibli-tover cadeau. Het verhaal begint in ‘Robinson Crusoe’-stijl met een man die na een woeste storm aanspoelt op een onbewoond tropisch eiland; het enige teken van leven komt van enkele nieuwsgierige krabbetjes die meteen een kijkje gaan nemen in de broekspijpen van de schipbreukeling.
Echt nagelbijtend spannend wordt het wanneer de man tijdens een verkenningstocht in een met water gevulde rotsspleet valt en er niet in slaagt om langs de gladde rotswanden weer omhoog te klimmen: onze longblaasjes begonnen van claustrofobische schrik op te zwellen tot ballonnen. Nu en dan probeert de man met een zelfgebouwd bamboevlot de open zee te bereiken – de krabbetjes kijken hem melancholisch na – maar één of ander geheimzinnig onderwaterwezen mokert het vaartuig keer op keer aan stukken.
Zou het de rode reuzenschildpad kunnen zijn? Op de kin van de man verschijnt weldra een forse drenkelingenbaard, maar veel meer dan een archetypisch survivalverhaal à la ‘Cast Away’ brengt Dudok de Wit u een woordenloos animatiefilmmeesterwerkje vol dichterlijke dromerigheid. De regisseur heeft zijn geesteskind van een magnifieke grafische look voorzien: hij plamuurt het scherm niet vol met fotorealistische actie, zoals zijn Pixar-collega’s weleens durven te doen, maar vertelt het verhaal met eerder simpele, veel aan de verbeelding overlatende, prachtig getekende tableaus waarin je – heel typerend voor een Ghibli-productie – aldoor een zweem van mysterie voelt tintelen.
Alleen al dat beeld van die eenzame man op het strand onder de volle maan: sublieme onbewoonde-eilandpoëzie. Nu zouden we nog een langdurige uiteenzetting kunnen geven over de betekenissen en de metaforen die men in ‘The Red Turtle’ kan terugvinden, maar we ronden liever af: we willen de magie voor onszelf nog een beetje intact houden. Laat ons het er dus op houden dat Dudok de Wit uit die vrij eenvoudige beginsituatie – man spoelt aan op eiland – een verrukkelijke film weet te puren die gaandeweg openbloeit tot een wondermooie allegorie over het leven zelf. Zelfs Wilson de volleybal pinkt er eentje weg.