TELEVISIE★★★½☆
Tijdens ‘Alleen Elvis blijft bestaan’ is er in Thomas Vanderveken een kleine cactus ontloken
Dat heet dan pontificaal gelukkig zijn: Thomas Vanderveken glunderde gast, kijker en wereld toe terwijl hij de eerste aflevering van het tiende seizoen van ‘Alleen Elvis blijft bestaan’ inleidde. Hij houdt nog altijd van het programma, zag ik. De puppy is misschien een reu geworden, maar het is nog altijd dezelfde tennisbal die z’n kaken blij maakt.
Vanderveken had er zin in. En ik ook, moet ik toegeven, want Tommy Wieringa, de schrijver van ‘Joe Speedboot’, ‘Dit zijn de namen’, ‘De heilige Rita’ en veel ander verontrustend goeds, was de eerste gast van dit seizoen. Een cadeau dat een wolfsklem is, zoals zoveel cadeaus wolfsklemmen zijn: Wieringa is een bezielde man, vitaliteit zijn heroïne en taal zijn methadon, en dus een geschikte praatgast. Tegelijk is hij ook een performer, een in de piste gloriërende jongleur met woorden - je moet ‘m af en toe eens een kegel afpakken om iets twijfelends te horen.
Het eerste deel van het gesprek was kundig aftasten: veilige vragen van Vanderveken, welwillende antwoorden van Wieringa. Wat nog ontbrak - lijm, dwingendheid, een thema - kwam er na een halfuur. Wieringa trakteerde op een beeldfragment waarin Leonard Cohen - ik hoor ‘m liever zingen dan dat ik ‘m zie koketteren met pseudo-diepzinnig gemeier - in het Mount Baldy Zen Centre opgedane levenslessen parafraseerde. Wieringa verklaarde vervolgens dat het doel van zijn eigen dagelijkse meditatiesessies ‘een rustigere man worden’ was. Daar was-ie, de rode draad, het spitzenpaar waarop Wieringa voortdurend danst: om een burger te kunnen worden, een schrijver, een charmante man, had hij de agressie en de woede moeten temmen, de vandaal in zichzelf op secreet moeten plaatsen. Ik ben er niet uit of het de verdienste was van Vanderveken dan wel van Wieringa, of misschien wel van het chemische wonder dat zich kan voltrekken wanneer twee mensen aan een tafel zitten praten, maar ik zág het beest, ook al had het dan een net colbertje aan, en sprak het met op een brocantemarkt buitgemaakte woorden.
Er is ook een kleine cactus ontloken in Thomas Vanderveken: af en toe organiseert hij een moedige prikactie. Tussen neus en lippen had de presentator al gebromd dat Cohen misschien toch een béétje aan esoterisch trapezezweven deed, en daarna wees hij Wieringa erop dat hij zijn levensverhaal vaak met woordelijk identieke retorische hoogstandjes en boutades vertelt.
Maar: de meest ontregelende vragen zijn de eenvoudigste. En dus vroeg Vanderveken Wieringa wat zijn vrouw voor hem betekende. De echtgenoot was even van zijn apropos, zweeg, toonde dan de woorden die binnen handbereik lagen, was daar vervolgens ontevreden over, en probeerde nog eens - een schrijver aan het werk. Ook mooi: bij de eerste ontmoeting met zijn vrouw was hij afgegaan op ‘een geurspoor’. Thuiskomen doe je in een odeur.
Eerder had een fragment uit de verfilming van ‘The World According to Garp’ van John Irving geleid naar een mooie gedachte over schrokkerig lezen op jonge leeftijd: literatuur doet je ‘voorleven’, bedacht Wieringa. Wie als tiener goed en gulzig leest, krijgt een voorschot op de toekomst: een zicht op wat komt, kaartjes voor de avant-première van het grote, complexe, volwassen leven. Het is waar, dacht ik, en ik ging even logeren in mijn eigen jeugdjaren. Boeken leerden me dat er nog iets komen zou.
Op het einde bleef Wieringa even haken aan James Salter, de Amerikaanse auteur die vijf jaar geleden ophield met schrijven omdat de dood dat zo wenste. Het leek op dwepen wat Wieringa deed, op klein zijn en wat groot is bewonderen. Maar dat was het niet: Wieringa is goed in verrukking, in vuur vatten voor schoonheid, maar een paar tellen later wilt hij zélf de lucifer zijn. Te onthouden, na deze aan saaiheid allergische ‘Alleen Elvis blijft bestaan’: het beest zal niet ophouden met het schrijven van ontregelend mooie boeken.