televisie★★★☆☆
‘Twee tot de zesde macht’ op Eén: ‘Bij elke flauwe mop kijkt Jeroen Meus alsof hij straks neergeknuppeld wordt door een briesende menigte’
Het was zondagavond en er diende zich een probleem aan, want terwijl ik zat te kijken naar ‘Twee tot de zesde macht’, schoot me zowaar niets te binnen. Zulk uitblijven van enig noterenswaardig denkproces zal wel de bedoeling zijn geweest, want televisiequizzen die beslag leggen op zondagavond zijn er net om beklemmende dwaalgedachten tegen te gaan: uiteindelijk leiden die toch maar tot anticiperen op de opdoemende werkweek, en er is nu eenmaal niets dat zo doeltreffend de pret drukt als het dwangidee aan maandagochtend, en druilerig forenzen.
De aflevering van ‘Twee tot de zesde macht’ die dat zondag vermocht te doen, handelde rond het thema ‘collega’s’, wat je kwam te staan op een bootvracht aan verwijzingen naar de gelijknamige reeks van de hand van Jan Matterne. Voor jongere kijkers werd er dan weer gretig teruggegrepen naar ‘Het eiland’. In zo’n tot bloedens toe modern tijdsgewricht rest er van nostalgie weinig meer dan herkenning, namelijk.
Jeroen Meus kreeg als kandidaten een tweespan agenten voor zich, alsook twee vrouwen die om den brode ook al dezelfde kantoren frequenteerden. Als bekende koppen van dienst waren Jeroom en Erik Van Looy opgedaagd. Ook zij werden door Meus voorgesteld als collega’s: in de omkadering van ‘De slimste mens’ klopt zoiets als een bus, maar buiten die quiz om moest je toch je verbeelding gebruiken om daarmee in te stemmen.
Zonder veel aansporen van Meus zetten ze het echter op een onderling beledigen, wat in ‘De slimste mens’ toevallig de preferabele omgangsvorm is. Meus stapte zonder veel moeite mee in dat goedbedoeld scherzo. Naar aanleiding van de nieuwe jaargang van ‘Twee tot de zesde macht’ stond in een weekendkrant te lezen dat hij een annus horribilis achter de rug zou hebben, maar niets dat daar blijk van gaf. Er schuilt dan ook een geharde professional in Jeroen Meus, denk ik, en afhankelijk van het decor waartegen hij zich beweegt, zet hij by popular demand een getrouw portret van een volksvriend dan wel een televisiekok neer.
Nu zette hij met verve een versie van zichzelf neer die leek afgesteld op vermakelijkheidsquizjes: professionalisme ten voeten uit, dat als gegoten past in ‘Twee tot de zesde macht’, dat op zijn beurt alle verschijnselen vertoonde van de niet discriminerende zondagavondquiz. Het publiek lijkt er dusdanig opgewarmd dat er een hogedrukpan aan te pas gekomen moet zijn, waarbij ook halve vondsten gelijk op applaus onthaald worden. Een gek die dan nog op zoek gaat naar hele vondsten natuurlijk, waardoor flauwe moppen en luizige woordspelingen gegeerd goed zijn: Meus kijkt er altijd weer bij alsof hij ten volste beseft dat hij bij het buitenstappen van de studio neergeknuppeld zal worden door een briesende menigte.
Zoals vereist in het genre van de bijdetijdse televisiequiz, beroept ‘Twee tot de zesde macht’ zich ook op het fenomeen van het grappige filmpje, onttrokken aan het internet dan wel het eigen archief. Zo kreeg je deze keer meermaals een fragment met Erik Van Looy voor de kiezen – pun deze keer not intended – terwijl die tijdens een MIA-uitreiking bevangen leek door de geest van Bill Withers en aldus een minder dan sonore versie van diens ‘Lovely Day’ aanhief. Tegen het einde van de aflevering kregen kandidaten de keuze tussen verschillende vragenrondes, maar elke ronde bleek de opdracht te bevatten om zo luisterrijk mogelijk de roestige zenuwlach van Alain Vandam te berde te brengen: dat ogenschijnlijk kleine feitje, noem het geen wist-je-datje, zegt veel over ‘Twee tot de zesde macht’.
Op volautomatische piloot stevende de televisie af op maandagochtend. Morgen vroeg dag.