televisie★★★☆☆
‘Voor altijd kampioen’ op Eén leert dat VTM de échte schuldige is achter ‘F.C. De Kampioenen’
Als we uit de afgelopen maanden één conclusie mogen trekken, dan wel dat we nog eerder van covid-19 af zullen raken dan van ‘F.C. De Kampioenen’. Enkele weken nadat de openbare omroep de hele zwik nog eens vanaf het begin heeft opgezet, is er ook een variant opgedoken: ‘Voor altijd kampioen’, dat de geschiedenis van de sitcom belicht.
In vergelijking met de serie heeft ‘Voor altijd kampioen’ één voordeel: je hoeft geen fan van een fenomeen te zijn om een documentaire over dat fenomeen te appreciëren – anders was de voorliefde bij Canvas voor de nazi’s nog verontrustender geweest dan ze al is. We hadden ook meteen sympathie voor de makers van de vierdelige reeks toen bleek dat ze hun reis naar de oorsprong van Vlaanderens populairste culturele erfgoed begonnen op de tonen van ‘Because They’re Young’ van Duane Eddy, sinds jaar en dag ook het kenwijsje van het Radio 2-programma ‘De Préhistorie’. Maandenlang oude afleveringen van ‘F.C. De Kampioenen’ herbekijken heeft alvast wonderbaarlijk weinig impact op hun gevoel voor humor gehad.
Nadat Eddy was uitgespeeld, liet ‘Voor altijd kampioen’ zien dat ‘F.C. De Kampioenen’, zoals zoveel in Vlaanderen de afgelopen decennia, eigenlijk de schuld is van VTM. Terwijl de jonge commerciële zender de toenmalige BRT platwalste, zocht men aan de Reyerslaan wanhopig naar een programma dat de kijkers terug kon lokken. Dat werd een komische serie vol Vlaamse archetypes, met een voetbalkantine als decor. Voorbeelden waren er genoeg: ‘De collega’s’, een succes een decennium eerder, het Nederlandse ‘Zeg ’ns aaa’ of Amerikaanse sitcoms. Eén scenarist noemde zelfs ‘Fawlty Towers’, wat even overmoedig is als wanneer Joachim Coens op de vraag wie zijn grote politieke voorbeeld is naar Barack Obama zou verwijzen.
Om de typetjes van ijdeltuit of man die onder de plak ligt te vertolken, ging de voorkeur naar acteurs die toen nog niet echt beroemd waren – met uitzondering dan van de betreurde Johny Voners en Jacques Vermeire. Al leek die laatste in de eerste plaats zélf te denken dat hij behoorde tot die paar grotere namen die de reeks moesten trekken: regisseur Willy Vanduren zei dat de komiek op het moment van de casting ‘vooral lokaal bekend’ was, maar aan de audities waar tientallen mensen, onder wie Kurt Van Eeghem en Antje De Boeck, een rolletje hadden proberen te bemachtigen, had Jacques naar eigen zeggen ‘enkel uit wellevendheid’ deelgenomen. Een misverstand, dat zal het zijn.
De anekdotes over de serie zijn interessant, soms zelfs plezant, maar ‘Voor altijd kampioen’ maakt het verschil in de keuze van het archiefmateriaal. In de eerste aflevering was dat onder meer de parodie uit ‘Morgen maandag’ waarvoor de acteurs hun beste Hollandse accent bovenhaalden: een grappige scène waar Marijn Devalck en co., op de tenen getrapt omdat ze voor de Nederlandse remake ‘De victorie’ niet eens waren gevraagd, graag aan meewerkten. In aflevering twee kwam het opvallendste fragment uit het verhaal over hoe trainer Oscar Crucke uit de reeks verdween. Omdat acteur Carry Goossens overliep naar VTM vond de BRT dat zijn afscheid niet te veel aandacht moest krijgen, zodat Oscar uit de kantine vertrok met de onsterfelijke woorden: ‘Mannekes, als ge mij nodig hebt, ik ben in Tenerife.’ Maar het oorspronkelijke einde was zo mogelijk nog minder glorieus, met Xavier die de trainer letterlijk omtoverde in twee dagschotels, in een scène die enkel nog in het archief te vinden is.
‘F.C. De Kampioenen’ heeft voor een absurd hoogtepunt in de Vlaamse tv-geschiedenis gezorgd: dat hebben we dankzij ‘Voor altijd kampioen’ toch weer bijgeleerd.