Film60 jaar de originele 'West Side Story'
Vreselijke dialogen en slecht acteerwerk: ja, Steven Spielbergs remake van ‘West Side Story’ blijft héél trouw aan het origineel
Uw dienaar hééft iets met ‘West Side Story’, maar níét met de musical van Robert Wise uit 1961 - vandaag exact 60 jaar oud -, en ook niet met de nieuwe remake van Steven Spielberg. Sta ons toe om ons - al vingerknippend op het ritme van de aanzwellende strijkers en blazers uit de proloog - nader te verklaren. ★★½☆☆
In onze vlegeljaren luisterden wij op ons kamertje vaak naar de muziek (op vinyl!) van componist Leonard Bernstein: en dan hebben we het níét over de liedjes uit de door Wise verfilmde Broadwaymusical (waarvan de lyrics werden neergepend door de onlangs overleden Stephen Sondheim), maar over de puur instrumentale ‘Symphonic Dances From West Side Story’, uitgevoerd door het Los Angeles Philharmonic Orchestra, gedirigeerd door Bernstein himself. Aaaahhh, de orkestrale versie van ‘Somewhere’ slaagde er ondanks het gekras en gekraak altijd weer in om ons op te tillen en ons in gedachten mee te voeren naar een bucolisch droomlandschap (op de B-kant van die elpee stond overigens de ‘Rhapsody in Blue’ van George Gershwin: óók grijsgedraaid!).
Later glipte ‘West Side Story’ ook op een andere manier ons leventje binnen. In de jaren 80 nam Bernstein de songs uit de musical opnieuw op, deze keer met de wereldberoemde operasterren José Carreras en Kiri Te Kanawana. En de making of van die uitvoering, het op YouTube te vinden ‘The Making of West Side Story’, behoort wat ons betreft tot de beste documentaires aller tijden: zelden bood een film een scherpere inkijk in de vaak verschrikkelijk moeizame totstandkoming van een kunstwerk. Om de in zijn onafscheidelijke rode blouse gehulde Bernstein de steeds pisnijdiger wordende Carreras te zien jennen (‘Carreras / I’ll never stop saying Carreras!’) omdat die laatste altijd maar weer de opname van ‘Maria’ verknalt, en om de operaster vervolgens lijkbleek van woede de studio te zien uitstormen: schitterend!
Maar de film zélf, geliefd door miljoenen en in 1962 bekroond met tien Oscars? Tja, het klinkt als heiligschennis (zoals steeds wanneer iemand durft te raken aan een absolute klassieker), maar wij hebben het altijd meer gehad voor de hemelse vederlichtheid van musicals als ‘Singin’ in the Rain’ en ‘Top Hat’ dan voor de via muziek en dans uitgevochten raciale conflicten uit ‘West Side Story’. De balletten ogen héél af en toe wervelend, dat wel, maar het gros van de liedjes (en dan vooral dat hemeltergend irritante ‘Gee Officer Krupke’) doet ons altijd weer oncomfortabel over onze stoel schuifelen, wanneer de muziek stilvalt hoor je alleen maar vreselijke dialogen, en de meeste acteurs en actrices spelen, tja, ronduit slécht.
En hetzelfde geldt wat ons betreft voor de wel héél trouw aan het origineel blijvende remake van Steven Spielberg. Van sommige danschoreografieën gaat een knisperende energie uit, maar toch: één tapdansende Fred Astaire of één in de regenplassen rondspetterende Gene Kelly vinden wij persoonlijk een stuk betoverender en opwindender dan die tientallen Jets en Sharks die in de straten van New York City simultaan de benen uitslaan en rond hun as pirouetteren terwijl Maria vanop haar gekende balkon boven de ijzeren brandladder staat toe te kijken.
Technisch zit het natuurlijk allemaal wel snor: als er één cineast is die perfect weet hoe hij de camera langs de dansers moet laten zweven, dan wel Spielberg natuurlijk. Al grijpt Ome Steven in zijn allereerste musical geregeld naar wel héél ouderwetse en simplistische stijlmiddeltjes: na een fataal afgelopen messengevecht horen we zowaar een begrafenisklok op de geluidsband, en wanneer de vriendinnen van Maria voor de spiegel hun haarspray hanteren doen ze dat uiteraard perfect in het ritme van het lied: ‘I feel pretty! / Oh so pretty! / Pssssht! Pssssht! Pssssht!’
En voor de rest is het echt opvallend hoe de geschiedenis zich herhaalt: net zoals Richard Beymer als Tony in 1961 een gigantische miscast was, zo komt ook de luidste valse noot in Spielbergs remake van de totaal misplaatste hoofdacteur Ansel Elgort, die met zijn onaangeraakte babyface en zijn netjes geföhnde haren meer op een niets te kort komend rijkeluiszoontje lijkt dan op een haveloos bendelid dat zopas een jaar in de bajes heeft zitten zuchten. Elgort heeft de uitstraling van een pianokruk, maar vooral zijn zang is problematisch: zijn krachteloze en ei zo na vals klinkende versie van ‘Maria’, de song die nochtens dé showstopper behoort te zijn, doet Leonard Bernstein omdraaien in zijn graf. Fijn voor Steven dat hij één van zijn lievelingsfilms uit zijn jeugd opnieuw heeft kunnen maken, maar persoonlijk hadden we hem liever in de regiestoel van ‘Indiana Jones 5’ gezien.