televisie★★★★☆
Wie níét geroerd wordt door de bodemloze pijn in ‘Niets gaat over’ op Eén, heeft een kale woestenij waar een hart hoort te zitten
De sneeuw van Saint-Luc is nog altijd mooi. Wanneer skilatten er het monumentale wit aaien, klinkt hetzelfde geluid als tien jaar geleden: een gedempt akkoord, iets dat niet wil kiezen tussen monter en lijzig. Zzzoef: het geluk van de afdaling.
Daar, in dat Zwitserse bergdorp waar een week alleen uit zondagen bestaat, gleden in maart 2012 ook de kinderen van Heverlee en Lommel-Kolonie over de sneeuw. Op 13 maart, weer onderweg naar huis, botste hun bus tegen de wand van een tunnel in Sierre: 22 kinderen en 6 volwassenen kwamen om. In ‘Niets gaat over’ - bedoeld wordt: het verdriet, de plompe haarbal die in de keel van de achterblijvers woont - praten Katrien De Ruysscher en Lieven Van Gils met wie het drama kan navertellen, en dat ook wil, want niet elk verdriet komt met taal.
Al meteen werd duidelijk dat rouw geen kom soep is die je kunt delen. De ouders en de grootouders, de partners, de kinderen die het ongeval overleefden: hun gemis is hoogstpersoonlijk, het volgt geen gebaande paden, het heeft een eigen brul. Sommigen zijn er groter door geworden, anderen kleiner. De ene wil zwijgen, de andere moet praten.
In de eerste aflevering lag de klemtoon op de vrolijkheid van de sneeuwklassen. Tussen de getuigenissen zaten foto’s en filmpjes, geschoten tijdens die goudomrande week. Die beelden bekijken voelde haast ondraaglijk, omdat ze van zo’n ellendige schoonheid zijn. Je zag kinderen in het paradijselijke grensgebied tussen 11 en 12: ze geloofden nog in vliegen zonder vallen. Op de casinoavond hadden ze een voorschot op volwassenheid gekregen: trots opgedirkt mochten ze poseren voor de gelegenheidsfotograaf, een vriend of liefje aan de arm, om daarna uren van feest en plezier te beleven. Een mensenleven is nooit groter dan op precies dát moment: de kleine wijzer staat nog op kind, de grote wijzer tikt al naar tiener.
Janne, één van de overlevenden van de ramp, praatte met een prachtige, onaantastbare liefde over de mensen die ze alleen nog in haar herinneringen kan vieren. Het kostte haar geen enkele moeite om het dromerige geluk terug te halen dat ze had beleefd met Joren, haar liefje uit de kleuter- en lagere school. Al die momenten van marsepein zaten besloten in het dagboek dat ze toen bijhield, en nu een tombe vol eertijds geluk is. Toen Janne door dat dagboek bladerde, zat er al een gordijn van tranen tussen de kijker en het televisieprogramma. Wie níét geroerd werd door de bodemloze pijn in ‘Niets gaat over’, heeft een kale woestenij waar een hart hoort te zitten.
Aan het Weisshorn-hotel, zo’n brok Zwitserse grandeur die je bereikt na een majestueuze bergwandeling, was ook in 2012 de klasfoto genomen van de laatstejaars van ’t Stekske, de basisschool van Lommel-Kolonie. De ouders van Amy, ook zij voor altijd 11, tastten er naar een geïmproviseerd monumentje voor de gestorven kinderen: een grote, platte steen waarop alle namen geschreven stonden. Maar wind en water malen niet om verdriet, en hadden veel van de letters al uitgewist. Met een alcoholstift tekende het echtpaar al die in de knop gebroken levens weer op de steen. Daar kwam Amy weer tevoorschijn, met Eline, met Ilana, met Kor, met al haar klasgenoten.
Een steen. Een alcoholstift. Een verdriet dat in kleine, ontoereikende woorden rimpelt. Het is waar: niets gaat over.