Televisie★★★★☆
‘Zingen is goud’ met Bent Van Looy: een afsluiter van de dag waarin het gesprek meer van tel is dan het lied
Tot de jaargang waarin onvermijdelijk zal blijken dat deze keer iederéén de mol was - inclusief mezelf, buiten het medeweten van mijn huisgenoten om, en niet het minst van mezelf - blijf ik een bijna vanzelfsprekende belangstelling opbrengen voor televisiemakers die hun publiek als meer beschouwen dan een te behalen statistiek die hen daags na de uitzending onder de ogen geschoven wordt, al dan niet vastgeniet aan de kurk van een fles champagne of een ontslagbrief met uitzettingsbevel als bijlage.
En toch, ‘s avonds, wanneer kort voor slapengaan weer die aloude maar immer onverklaarbare weemoedigheid de kop opsteekt, kan ik op tijd en stond ook een even moeilijk te duiden hang voelen naar soberheid. Dan dorst ik ineens naar een stuitend gebrek aan franjes. Naar een zekere veronachtzaming bijna, waarbij in een vlaag van baldadigheid het niemand nog wat lijkt uit te maken of er een publiek kijkt of niet, laat staan of ze al een te gekke theorie of tip bijeen hebben gefantaseerd over wat ze net gezien hebben. Kortom, naar iets wat zich op tv verhoudt tot een prestigeproject als een lul tot een drumstel.
Sinds ‘Winteruur’ weet ik dat zulke programma’s kunnen bestaan en zelfs gedijen. Niet zelden op Canvas, waar nu ook ‘Zingen is goud’ van tel is: een muzikaal coda op het zendschema, dat mogelijk zelfs bedoeld is als alternatief voor ‘Winteruur’ wanneer de dagen weer lengen.
Bent Van Looy is a man for all seasons, wat bijvoorbeeld betekent dat in zijn schildersatelier, waarin ‘Zingen is goud’ tot afwikkeling komt, ook een contrabas ligt. Of een losse trommel, mogelijk ontvreemd uit bovenvermeld drumstel. Een elektrische piano staat er ook: een Wurlitzer - in productie tussen 1954 en 1983, leert opzoekingswerk - waarmee Van Looy telkens een gast muzikaal begeleidt tijdens een muzikaal impromptu naar keuze. Stefaan Degand, een zeldzaam menselijk impromptu, had als eerste gast ‘In m’n hoofd’ meegebracht, van de hand van Raymond van het Groenewoud. De eerste keer dat Degand ‘In m’n hoofd’ hoorde, vertelde hij, zat hij in de auto naast zijn echtgenote, inmiddels overleden. Zij reed, want Degand is zelf gebrevetteerd noch bij machte om een motorvoertuig te besturen, maar de sensatie die met die eerste luisterbeurt gepaard ging, was in zijn herinnering dermate intens dat de echtelieden zonder enige samenspraak de rest van het nummer in een gewijde stilte uitzaten, stationair draaiend op de pechstrook. Er waren die dag gelukkig geen wetsdienaars in de buurt. Dat ene moment, vluchtig en toch bewegingloos, was één van de gelukzaligste in zijn bestaan tot dusver, raamde Degand. Daarop liet Van Looy een stukje horen. Op vinyl uiteraard, want het was Canvas.
Die ontboezeming had Degand op stoom gebracht, want het gesprek trad daarna genoeglijk uit de oevers. Dat mocht, en dat het eigenlijke zingen zelfs even dreigde een bijgedachte te worden, deerde niemand. ‘Zullen we een strofe en het refrein doen?’, stelde Van Looy uiteindelijk voor. Degand was resoluut: ‘Nee, we doen het helemaal.’ Ook dat mocht, zelfs al struikelde Van Looy bijgevolg over een maat of twee die hij niet ingestudeerd had. Niemand haalde het in z’n hoofd om te hernemen, wat net goed was. En Degands versie van ‘In m’n hoofd’ schampte dan wel het origineel niet, dat leek me ook geenszins de bedoeling te zijn. ‘Vind je het spannend om te zingen?’, vroeg Van Looy na afloop. ‘Nee,’ schokschouderde Degand, waarop hij zonder afscheid eens te meer zijns weegs ging. Wondere man.
Laat ik zelf ook maar eens kort gaan: ‘Zingen is goud’ is een ietwat belabberde titel voor een mooi programma.
Lees ook
Op zoek naar al onze tv-recensies? Hier hebt u het volledige overzicht
Dit zijn de beste series die afgelopen maand verschenen op Netflix, Disney+, Streamz en co